Dec. 2025 - jan. 2026, 20e jg. nr.4. Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
 

Realisme in leven en werk tussen de wereldoorlogen

Weinig kunsttentoonstellingen beginnen met een lesje geschiedenis op video. In Museum More krijg je, voordat je European Realities – Schilderkunst 1919-1939 over de realistische schilderkunst uit het interbellum (1919 - 1939) gaat bekijken, een nuttige uitwijding over het leven en de ingrijpende gebeurtenissen in die tijd.

Door Peter van Dijk

Deze uitleg helpt, want de periode tussen de twee wereldoorlogen was ingewikkeld, vol verwarring en hoop, na een verwoestende oorlog en angst voor een nieuwe. De burger kreeg in deze tijd van economische voorspoed, maar ook van zware tegenspoed, behoefte aan orde en regelmaat. Die behoefte werd uitgedrukt in een kunststroming, de Nieuwe Zakelijkheid, een heropleving van het aloude realisme in de kunsten, die in de Duitse stad Chemnitz begon. Duitsland, dat van de ene poging tot een staatsgreep naar de volgende ging, was het meest verwarde land van Europa en het snakte naar duidelijkheid.

Het realisme was inmiddels een stiefkindje geworden. De oude negentiende eeuwse realisten zoals Gustave Courbet, Jean-François Millet, Jean-Baptiste Corot, die als reactie op de romantiek een directe weergave van de werkelijkheid propageerden, waren weggedrukt in de aandacht vanwege de opkomst van de impressionisten en andere nieuwe stromingen. De recensenten van het begin van de twintigste eeuw klaagden dat het realisme niets bijzonders bracht, geen visie, geen emotie, geen verbeeldingskracht. Het was niet meer dan 'plaatjes kijken'. De kijker hoefde zijn hoofd niet te breken over de vraag 'wat bedoelt de schilder hiermee'.

Ook Henk Helmantel, de bekende hedendaagse superrealist, heeft in het begin van zijn carrière deze litanie voortdurend moeten aanhoren. Tegenwoordig bestaat er ruimschoots waardering voor zijn vakmanschap, stofuitdrukking, gebruik van licht en kleurcombinaties. Het realisme biedt veel meer dan mooie plaatjes. Lees wat Helmantel over de Nederlandse realisten Verster en Mankes, zijn voorgangers uit het interbellum, zegt:
'Bij Floris Verster bewonder ik de stillere werken, de overrijpe peren met diffuus licht. (…) De atmosfeer is los en tegelijk contemplatief'. Bij Jan Mankes wordt Helmantel geraakt door de intimiteit en door het realisme, vervuld van poëzie. 'De beste momenten zijn die van stilte en bezinning, die kun je ondergaan bij Mankes'.

Transfiguratie
Helmantel bewondert de harmonische schoonheid in het werk, die tot verstilling en bezinning leidt bij deze schilders en hun tijdgenoot Dick Ket. Hij dicht hun een spirituele antenne toe. (Cat. De Serene blik, 2018, Museum More, p. 122). Hannah Arendt noemt dit effect van verstilling en contemplatie, dat opgeroepen kan worden door bijvoorbeeld een strak kerkinterieur of een vaas met jasmijn, 'transfiguratie' (The human condition, 1958). Een realistisch schilderij 'transformeert de dingen niet, het transfigureert hen'. Dat wil zeggen de vorm verandert niet, maar wel zijn aard, zijn betekenis voor de kijker.
Een aantal van deze Nederlandse realisten, Charley Toorop, Carel Willink, Raoul Hynckes, Pyke Koch, Dick Ket en Helmantel, zijn opgenomen in de jongste tentoonstelling van Museum More, 'European Realities, Schilderkunst 1919-1939'. Dit tien jaar oude museum in Gorssel geldt als hét museum voor realistische kunst in Nederland.

Korte voorgeschiedenis bij deze tentoonstelling
Pas ruim na de Eerste Wereldoorlog, in 1925, werd in Duitsland voor het eerst een tentoonstelling van de nieuwe realisten georganiseerd, 'Die neue Sachlichkeit. Deutsche Malerei seit dem Expressionismus'. De tentoonstelling was achtereenvolgens in drie steden te zien, Mannheim, Dresden en Chemnitz. In Mannheim was Max Beckmann de grote publiekstrekker, in Chemnitz was dat Otto Dix, de plaatselijke held. Het was een tentoonstelling van puur Duitse schilders, maar vrouwelijke kunstenaars waren er niet te bekennen. De tentoonstelling was een groot succes. 1925 was het eerste jaar waarin de Duitse inflatie bedwongen leek en een gevoel van rust en voorspoed ontstond. Dankzij deze tentoonstelling werd in heel Europa het begrip Nieuwe Zakelijkheid bekend. Nadien is er nog slechts één andere grote tentoonstelling geweest van Europese realisten, 'Realisme, Tussen Revolutie en Reactie', een samenwerking van het Centre Pompidou en de Kunsthalle in West-Berlijn (1980-1981). Deze tentoonstelling beperkte zich tot kunstenaars uit West-Europa en Amerika.

Opleving
Heden ten dage zien we een opleving van de belangstelling voor het realisme, wellicht opnieuw een signaal van de behoefte aan orde en overzichtelijkheid. Het Drents Museum heeft een workshop 'realistische kunst' georganiseerd, op kunstacademies mag weer realistisch geschilderd worden. De obsessie met conceptuele kunst, installaties en wereldverbeteringen is voorbij, aldus curator Sito Rozema van Museum More (NRC, 15 april 2025).

Voor Chemnitz was deze opgeleefde belangstelling een reden om, in het kader van de uitverkiezing tot Europese hoofdstad van 2025, voor de tweede keer in een eeuw de spotlights te richten op deze stroming. In tegenstelling tot de eerste keer werd dit jaar een pan-Europese tentoonstelling door de musea Kunstsammlungen Chemnitz en Museum Gunzenhauser georganiseerd, met veel werk uit Oost-Europa (minus Rusland) en ook van vrouwelijke kunstenaars. Museum More in Gorssel mocht uit deze expositie een keuze maken om daarmee een eigen opzet te verwezenlijken. Het resultaat is een prachtige, evenwichtige tentoonstelling.

Korset
Het dragende affiche van deze tentoonstelling, een portret van een in die tijd beroemd model, Marguerite Kelsey (1928) door Meredith Frampton, verbeeldt uitmuntend de betekenis van het begrip Nieuwe Zakelijkheid. Maar je moet wel weten waarnaar je kijkt. Een mooie jonge vrouw zit ontspannen op een zwart leren bank. Het schilderij oogt klassiek, in de trant van de 19de eeuwse Franse schilder J.A.D. Ingres, maar de vrouw ziet voor haar tijd zeer modern uit. Ze draagt een simpele beigekleurige lange jurk, van een soepele stof. Haar buik vertoont een lichte welving, dus ze draagt geen korset. Dat was in die tijd nog een must voor vrouwen. Ze heeft eenvoudige rode pumps aan. Geen sieraden, zelfs geen kleine oorbellen. Bij een realist als Manet zie je voortdurend opgestoken haar, oorbelletjes, hoedjes. Het haar van deze Marguerite is simpel en jongensachtig geknipt, in de zogenaamde 'Boblijn'.

Dit alles was een signaal van een ingrijpende verandering
Mannen waren massaal gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog, de schatting luidt tegen de tien miljoen doden, tweeëntwintig miljoen raakten gewond en vijf miljoen zijn nog altijd vermist. De vrouwen hadden hun taken in de burgermaatschappij overgenomen en gaven die rol niet meer op. Ze eigenden zich mannelijke codes toe, in haardracht, in kleding, voor een sportief lijf, ze reden graag motor, gingen studeren en verlangden naar nog meer vrijheden. Ze claimden de ruimte om te emanciperen. In een aantal Europese landen kregen ze rond 1918/1919 kiesrecht. De vrouw ontdeed zich niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk van haar knellende korset. De effecten van deze ontwikkeling zijn door de realisten van het interbellum in beeld gebracht.

Androgyne look
Ze mag studeren, zie 'Het portret van Signora Wighi' (1930) met een lijvig boek door Cagnaccio di San Pietro. Ze mag tennissen, zie het schilderij van de Letse kunstenares Aleksandra Belcova (1927). Ze mag schilderen en exposeren, voorheen een gunst. Zie de vele schilderessen op deze tentoonstelling. En bekijk ook het precieze 'Zelfportret als schilder' (1935) van Kate Diehn-Bittie. Zij heeft zichzelf 'mannelijk' neergezet. Dat kon ook in deze tijd. Vrouwen namen de plaats van de man in en andersom. De androgyne look floreerde, travestie was geaccepteerd in het nachtleven van de grote steden. De mannelijke partner van de Deense schilderes Gerda Wegener onderging als een van de eersten een geslachtsoperatie in Berlijn, begin jaren 30. Hoe succesvol valt te bewonderen op een fleurig schilderij van Wegener, 'In de zomerhitte (Lili)', 1924.

De tentoonstelling 'European Realities' is overzichtelijk ingedeeld
Zij leest bij wijze van spreken als een boek. Voor deze aanpak is gekozen omdat de kunstenaars van het interbellum geregeld door Europa reisden en snel nieuwe benaderingen en stijlen van elkaar oppikten. Het realisme uit deze periode is overtuigender in te delen op basis van thema's die eerder multinationaal zijn dan alleen maar nationaal.

Vijf hoofdstukken
De werken zijn ingedeeld in vijf hoofdstukken, te beginnen met Oorlog en vrede, Nieuw mensbeeld, Intieme binnenwereld, Moderne buitenwereld en Sociaal-politieke kunst. Ieder hoofdstuk heeft aan de wand een eigen bondig geschreven inleiding gekregen. De tentoonstelling opent met het hoofdstuk Oorlog en vrede. Het eerste beeld beneemt meteen de adem, 'Een dode soldaat verstrikt in het prikkeldraad (1920)' van de Oostenrijkse schilder en graficus Robert Angerhofer. Zijn rechtervoet is weggeschoten, bloed druipt uit zijn beenstomp. Na de oorlog lijkt een nieuwe tijd te beginnen, met een Nieuw mensbeeld. Behalve de androgyne mode, ontdekten de kunstenaars zwarte mensen in het straatbeeld. De Tsjech V.V. Novak schilderde 'Een Zwarte Vrouw' (1926), met een bontkraagje op haar jas, daaronder een flitsende witte jurk, hand op een kinderwagen. Ze zit op een gietijzeren stoeltje in een keurig park. Het was toen ongetwijfeld een onwerkelijk beeld. Er hangen meer schilderijen van gekleurde mensen.

Een aantal schilderijen zoomt in op sport. Zwemmen en boksen. Het eerste ook voor vrouwen, het tweede niet voor vrouwen. De Letse schilderes Aleksandra Belcova, al eerder genoemd, schilderde een ongeëmotioneerde tennisster, die zorgvuldig opgemaakt is en zeker niet zojuist een partijtje achter de rug heeft. Voor Letland betekende het einde van de oorlog ook het einde van de Russische overheersing. Je zou denken dat de vreugde van het Letse doek af zou spatten, maar nee, vooral ingetogenheid valt op. Ook Polen kreeg zijn onafhankelijkheid terug. Maar de schilders van het realisme, verenigd in de groep Rytm, propageerden een bedaagd soort modern classicisme. Geen experimenten, geen uitbundigheid. Dat is goed te zien in het portret 'Karola Wyrwicza met maskers' (1925-1930) van Kazimierz Kwiatkowski. Het opvallendst zijn de maskers die de man in elke hand houdt, verder is het een klassiek portret, fijn geschilderd, van een keurige man die klassiek gekleed is, tegen een pastelkleurige achtergrond. De Poolse schilder Kwiatkowski werd zoals vele Oost-Europese kunstenaars in St Petersburg opgeleid, waar vooral het klassieke realisme gedoceerd werd.

Binnenwereld
In het hoofdstuk 'Intieme binnenwereld' zien we stillevens van de Nederlanders Raoul Hynckes en Dick Vet. Ook 'Slapend vrouwelijk Naakt' (1931) van de Spanjaard Robert Balbuena, in een originele pose, omgekeerd diagonaal gezien, het hoofd met doek in de rechter onderhoek en de voeten in de linker bovenhoek. Giorgio de Chirico, die zelf aan de Italiaanse kant als hospik deelnam aan de Eerste Wereldoorlog, is vertegenwoordigd met 'Zelfportret met moeder' (1922). Nogal bijzonder, in zelfportretten schildert de kunstenaar doorgaans alleen zichzelf. De Chirico had een hechte band met zijn moeder.

In het laatste hoofdstuk 'Sociaal-politieke kunst' kunnen we vaststellen dat het realisme niet alleen brave plaatjesmakerij is, zoals ooit de kritiek luidde, maar ook fel realistisch en kritisch kan zijn. Bijvoorbeeld het schilderij 'De Profiteur' (1920) van Heinrich Maria Davringhausen. Een klassieke directeur, met brandende sigaar en een fles wijn op zijn bureau, zit in smetteloos pak met wollen vest, achter zijn bureau. Hij heeft kleine felle rattenogen. Door de ramen van zijn stofloze kantoor zien we wolkenkrabbers, symbool van het kapitalisme. Ook de grote armoede in deze tijd werd fel aangeklaagd. Martin Nagy schilderde twee arme uitgehongerde jochies met hun neuzen tegen een winkelruit gedrukt, eentje heeft geen broek aan (1924). Geschilderd vanuit de winkel, in de etalage staat een grote kersentaart.

Otto Dix en George Grosz waren meesters van de satire en de spotprenten. Ze hekelden de wrange realiteit, armoede en beklagenswaardige oorlogsinvaliden naast arrogante kapitalisten met hoge boorden en omhoog gedraaide snorretjes.

Beurskrach
De beurskrach van 1929 dompelde heel Europa in een economische crisis. In Joegoslavië veranderde het realisme in sociaal realisme. George Grosz, de Duitse kunstenaar en schrijver, werd in dat land het grote voorbeeld. Idyllische landschappen maakten plaats voor boerenellende. De nadruk kwam te liggen op de nationale identiteit met motieven uit de volkskunst, de voedingsbodem voor de opbloei van de Kroatische naïeven. Een eerste voorbeeld hiervan is Krsto Hegedusic, overigens een geschoolde schilder. Hij schilderde in een primitieve stijl het verzet van boeren tegen de politie 'Rekwisitie' (75x104,5 cm, 1929). Zijn werk ademt de sfeer van de boerentaferelen van Pieter Breughel de Oude. Tsjecho-Slowakije, ook een nieuwe staat met verschillende talen en volken, propageerde een nationalistische variant van het kubisme. Een mooi voorbeeld is 'Zeilboten' (1936) van Ester Simerova-Martinceková. Al eerder, in 2022, wijdde Museum More als eerste museum ter wereld een grote tentoonstelling, 'Nové Realismy', aan het Tsjecho-Slowaakse realisme.

Het einde van het Nieuwe Realisme is lastig vast te stellen. Het verschilt per land. In Duitsland is dat overigens eenvoudig. Adolf Hitler verklaarde deze stroming in 1933 'entartet', ontaard. In Nederland zien we daarentegen, juist in die tijd, een florerende realistische stroming met Dick Ket, Carel Willink, Pyke Koch en Raoul Hynckes. Het fascinerende van de tentoonstelling in Museum More is dat de invloed van de maatschappelijke context op de kunsten zo zichtbaar is. Ditmaal tegen de achtergrond van de chaos in Europa en in de Europese samenlevingen, die net gevormd waren of herbouwd moesten worden. En tegelijk hoe stabiele naties als Nederland en Denemarken de stroming van de Nieuwe Zakelijkheid niet konden negeren.

European Realities - Schilderkunst 1919-1939, t/m 1 februari 2026, Museum More, Hoofdstraat 28, Gorssel. Website: www.museummore.nl.

Peter van Dijk is journalist.