Realisme
in leven en werk tussen de wereldoorlogen
Weinig
kunsttentoonstellingen beginnen met een lesje geschiedenis op
video. In Museum More krijg je, voordat je European Realities
– Schilderkunst 1919-1939 over de realistische schilderkunst
uit het interbellum (1919 - 1939) gaat bekijken, een nuttige uitwijding
over het leven en de ingrijpende gebeurtenissen in die tijd.
Door
Peter van Dijk
Deze
uitleg helpt, want de periode tussen de twee wereldoorlogen was
ingewikkeld, vol verwarring en hoop, na een verwoestende oorlog
en angst voor een nieuwe. De burger kreeg in deze tijd van economische
voorspoed, maar ook van zware tegenspoed, behoefte aan orde en
regelmaat. Die behoefte werd uitgedrukt in een kunststroming,
de Nieuwe Zakelijkheid, een heropleving van het aloude realisme
in de kunsten, die in de Duitse stad Chemnitz begon. Duitsland,
dat van de ene poging tot een staatsgreep naar de volgende ging,
was het meest verwarde land van Europa en het snakte naar duidelijkheid.
Het
realisme was inmiddels een stiefkindje geworden. De oude negentiende
eeuwse realisten zoals Gustave Courbet, Jean-François Millet,
Jean-Baptiste Corot, die als reactie op de romantiek een directe
weergave van de werkelijkheid propageerden, waren weggedrukt in
de aandacht vanwege de opkomst van de impressionisten en andere
nieuwe stromingen. De recensenten van het begin van de twintigste
eeuw klaagden dat het realisme niets bijzonders bracht, geen visie,
geen emotie, geen verbeeldingskracht. Het was niet meer dan 'plaatjes
kijken'. De kijker hoefde zijn hoofd niet te breken over de vraag
'wat bedoelt de schilder hiermee'.
Ook
Henk Helmantel, de bekende hedendaagse superrealist, heeft in
het begin van zijn carrière deze litanie voortdurend moeten
aanhoren. Tegenwoordig bestaat er ruimschoots waardering voor
zijn vakmanschap, stofuitdrukking, gebruik van licht en kleurcombinaties.
Het realisme biedt veel meer dan mooie plaatjes. Lees wat Helmantel
over de Nederlandse realisten Verster en Mankes, zijn voorgangers
uit het interbellum, zegt:
'Bij Floris Verster bewonder ik de stillere werken, de overrijpe
peren met diffuus licht. (…) De atmosfeer is los en tegelijk
contemplatief'. Bij Jan Mankes wordt Helmantel geraakt door de
intimiteit en door het realisme, vervuld van poëzie. 'De
beste momenten zijn die van stilte en bezinning, die kun je ondergaan
bij Mankes'.
Transfiguratie
Helmantel bewondert de harmonische schoonheid in het werk, die
tot verstilling en bezinning leidt bij deze schilders en hun tijdgenoot
Dick Ket. Hij dicht hun een spirituele antenne toe. (Cat. De Serene
blik, 2018, Museum More, p. 122). Hannah Arendt noemt dit effect
van verstilling en contemplatie, dat opgeroepen kan worden door
bijvoorbeeld een strak kerkinterieur of een vaas met jasmijn,
'transfiguratie' (The human condition, 1958). Een realistisch
schilderij 'transformeert de dingen niet, het transfigureert hen'.
Dat wil zeggen de vorm verandert niet, maar wel zijn aard, zijn
betekenis voor de kijker. Een
aantal van deze Nederlandse realisten, Charley Toorop, Carel Willink,
Raoul Hynckes, Pyke Koch, Dick Ket en Helmantel, zijn opgenomen
in de jongste tentoonstelling van Museum More, 'European Realities,
Schilderkunst 1919-1939'. Dit tien jaar oude museum in Gorssel
geldt als hét museum voor realistische kunst in Nederland.
Korte
voorgeschiedenis bij deze tentoonstelling
Pas ruim na de Eerste Wereldoorlog, in 1925, werd in Duitsland
voor het eerst een tentoonstelling van de nieuwe realisten georganiseerd,
'Die neue Sachlichkeit. Deutsche Malerei seit dem Expressionismus'.
De tentoonstelling was achtereenvolgens in drie steden te zien,
Mannheim, Dresden en Chemnitz. In Mannheim was Max Beckmann de
grote publiekstrekker, in Chemnitz was dat Otto Dix, de plaatselijke
held. Het was een tentoonstelling van puur Duitse schilders, maar
vrouwelijke kunstenaars waren er niet te bekennen. De tentoonstelling
was een groot succes. 1925 was het eerste jaar waarin de Duitse
inflatie bedwongen leek en een gevoel van rust en voorspoed ontstond.
Dankzij deze tentoonstelling werd in heel Europa het begrip Nieuwe
Zakelijkheid bekend. Nadien is er nog slechts één
andere grote tentoonstelling geweest van Europese realisten, 'Realisme,
Tussen Revolutie en Reactie', een samenwerking van het Centre
Pompidou en de Kunsthalle in West-Berlijn (1980-1981). Deze tentoonstelling
beperkte zich tot kunstenaars uit West-Europa en Amerika.
Opleving
Heden ten dage zien we een opleving van de belangstelling voor
het realisme, wellicht opnieuw een signaal van de behoefte aan
orde en overzichtelijkheid. Het Drents Museum heeft een workshop
'realistische kunst' georganiseerd, op kunstacademies mag weer
realistisch geschilderd worden. De obsessie met conceptuele kunst,
installaties en wereldverbeteringen is voorbij, aldus curator
Sito Rozema van Museum More (NRC, 15 april 2025).
Voor
Chemnitz was deze opgeleefde belangstelling een reden om, in het
kader van de uitverkiezing tot Europese hoofdstad van 2025, voor
de tweede keer in een eeuw de spotlights te richten op deze stroming.
In tegenstelling tot de eerste keer werd dit jaar een pan-Europese
tentoonstelling door de musea Kunstsammlungen Chemnitz en Museum
Gunzenhauser georganiseerd, met veel werk uit Oost-Europa (minus
Rusland) en ook van vrouwelijke kunstenaars. Museum More in Gorssel
mocht uit deze expositie een keuze maken om daarmee een eigen
opzet te verwezenlijken. Het resultaat is een prachtige, evenwichtige
tentoonstelling.
Korset
Het dragende affiche van deze tentoonstelling, een portret van
een in die tijd beroemd model, Marguerite Kelsey (1928) door Meredith
Frampton, verbeeldt uitmuntend de betekenis van het begrip Nieuwe
Zakelijkheid. Maar je moet wel weten waarnaar je kijkt. Een mooie
jonge vrouw zit ontspannen op een zwart leren bank. Het schilderij
oogt klassiek, in de trant van de 19de eeuwse Franse schilder
J.A.D. Ingres, maar de vrouw ziet voor haar tijd zeer modern uit.
Ze draagt een simpele beigekleurige lange jurk, van een soepele
stof. Haar buik vertoont een lichte welving, dus ze draagt geen
korset. Dat was in die tijd nog een must voor vrouwen. Ze heeft
eenvoudige rode pumps aan. Geen sieraden, zelfs geen kleine oorbellen.
Bij een realist als Manet zie je voortdurend opgestoken haar,
oorbelletjes, hoedjes. Het haar van deze Marguerite is simpel
en jongensachtig geknipt, in de zogenaamde 'Boblijn'.
Dit
alles was een signaal van een ingrijpende verandering
Mannen waren massaal gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog, de
schatting luidt tegen de tien miljoen doden, tweeëntwintig
miljoen raakten gewond en vijf miljoen zijn nog altijd vermist.
De vrouwen hadden hun taken in de burgermaatschappij overgenomen
en gaven die rol niet meer op. Ze eigenden zich mannelijke codes
toe, in haardracht, in kleding, voor een sportief lijf, ze reden
graag motor, gingen studeren en verlangden naar nog meer vrijheden.
Ze claimden de ruimte om te emanciperen. In een aantal Europese
landen kregen ze rond 1918/1919 kiesrecht. De vrouw ontdeed zich
niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk van haar knellende
korset. De effecten van deze ontwikkeling zijn door de realisten
van het interbellum in beeld gebracht.
Androgyne
look
Ze mag studeren, zie 'Het portret van Signora Wighi' (1930) met
een lijvig boek door Cagnaccio di San Pietro. Ze mag tennissen,
zie het schilderij van de Letse kunstenares Aleksandra Belcova
(1927). Ze mag schilderen en exposeren, voorheen een gunst. Zie
de vele schilderessen op deze tentoonstelling. En bekijk ook het
precieze 'Zelfportret als schilder' (1935) van Kate Diehn-Bittie.
Zij heeft zichzelf 'mannelijk' neergezet. Dat kon ook in deze
tijd. Vrouwen namen de plaats van de man in en andersom. De androgyne
look floreerde, travestie was geaccepteerd in het nachtleven van
de grote steden. De mannelijke partner van de Deense schilderes
Gerda Wegener onderging als een van de eersten een geslachtsoperatie
in Berlijn, begin jaren 30. Hoe succesvol valt te bewonderen op
een fleurig schilderij van Wegener, 'In de zomerhitte (Lili)',
1924.
De
tentoonstelling 'European Realities' is overzichtelijk ingedeeld
Zij leest bij wijze van spreken als een boek. Voor deze aanpak
is gekozen omdat de kunstenaars van het interbellum geregeld door
Europa reisden en snel nieuwe benaderingen en stijlen van elkaar
oppikten. Het realisme uit deze periode is overtuigender in te
delen op basis van thema's die eerder multinationaal zijn dan
alleen maar nationaal.
Vijf
hoofdstukken
De werken zijn ingedeeld in vijf hoofdstukken, te beginnen met
Oorlog en vrede, Nieuw mensbeeld, Intieme binnenwereld, Moderne
buitenwereld en Sociaal-politieke kunst. Ieder hoofdstuk heeft
aan de wand een eigen bondig geschreven inleiding gekregen. De
tentoonstelling opent met het hoofdstuk Oorlog en vrede. Het eerste
beeld beneemt meteen de adem, 'Een dode soldaat verstrikt in het
prikkeldraad (1920)' van de Oostenrijkse schilder en graficus
Robert Angerhofer. Zijn rechtervoet is weggeschoten, bloed druipt
uit zijn beenstomp. Na de oorlog lijkt een nieuwe tijd te beginnen,
met een Nieuw mensbeeld. Behalve de androgyne mode, ontdekten
de kunstenaars zwarte mensen in het straatbeeld. De Tsjech V.V.
Novak schilderde 'Een Zwarte Vrouw' (1926), met een bontkraagje
op haar jas, daaronder een flitsende witte jurk, hand op een kinderwagen.
Ze zit op een gietijzeren stoeltje in een keurig park. Het was
toen ongetwijfeld een onwerkelijk beeld. Er hangen meer schilderijen
van gekleurde mensen.
Een
aantal schilderijen zoomt in op sport. Zwemmen en boksen. Het
eerste ook voor vrouwen, het tweede niet voor vrouwen. De Letse
schilderes Aleksandra Belcova, al eerder genoemd, schilderde een
ongeëmotioneerde tennisster, die zorgvuldig opgemaakt is
en zeker niet zojuist een partijtje achter de rug heeft. Voor
Letland betekende het einde van de oorlog ook het einde van de
Russische overheersing. Je zou denken dat de vreugde van het Letse
doek af zou spatten, maar nee, vooral ingetogenheid valt op. Ook
Polen kreeg zijn onafhankelijkheid terug. Maar de schilders van
het realisme, verenigd in de groep Rytm, propageerden een bedaagd
soort modern classicisme. Geen experimenten, geen uitbundigheid.
Dat is goed te zien in het portret 'Karola Wyrwicza met maskers'
(1925-1930) van Kazimierz Kwiatkowski. Het opvallendst zijn de
maskers die de man in elke hand houdt, verder is het een klassiek
portret, fijn geschilderd, van een keurige man die klassiek gekleed
is, tegen een pastelkleurige achtergrond. De Poolse schilder Kwiatkowski
werd zoals vele Oost-Europese kunstenaars in St Petersburg opgeleid,
waar vooral het klassieke realisme gedoceerd werd.
Binnenwereld
In het hoofdstuk 'Intieme binnenwereld' zien we stillevens van
de Nederlanders Raoul Hynckes en Dick Vet. Ook 'Slapend vrouwelijk
Naakt' (1931) van de Spanjaard Robert Balbuena, in een originele
pose, omgekeerd diagonaal gezien, het hoofd met doek in de rechter
onderhoek en de voeten in de linker bovenhoek. Giorgio de Chirico,
die zelf aan de Italiaanse kant als hospik deelnam aan de Eerste
Wereldoorlog, is vertegenwoordigd met 'Zelfportret met moeder'
(1922). Nogal bijzonder, in zelfportretten schildert de kunstenaar
doorgaans alleen zichzelf. De Chirico had een hechte band met
zijn moeder.
In het laatste hoofdstuk 'Sociaal-politieke kunst' kunnen we vaststellen
dat het realisme niet alleen brave plaatjesmakerij is, zoals ooit
de kritiek luidde, maar ook fel realistisch en kritisch kan zijn.
Bijvoorbeeld het schilderij 'De Profiteur' (1920) van Heinrich
Maria Davringhausen. Een klassieke directeur, met brandende sigaar
en een fles wijn op zijn bureau, zit in smetteloos pak met wollen
vest, achter zijn bureau. Hij heeft kleine felle rattenogen. Door
de ramen van zijn stofloze kantoor zien we wolkenkrabbers, symbool
van het kapitalisme. Ook de grote armoede in deze tijd werd fel
aangeklaagd. Martin Nagy schilderde twee arme uitgehongerde jochies
met hun neuzen tegen een winkelruit gedrukt, eentje heeft geen
broek aan (1924). Geschilderd vanuit de winkel, in de etalage
staat een grote kersentaart.
Otto
Dix en George Grosz waren meesters van de satire en de spotprenten.
Ze hekelden de wrange realiteit, armoede en beklagenswaardige
oorlogsinvaliden naast arrogante kapitalisten met hoge boorden
en omhoog gedraaide snorretjes.
Beurskrach
De beurskrach van 1929 dompelde heel Europa in een economische
crisis. In Joegoslavië veranderde het realisme in sociaal
realisme. George Grosz, de Duitse kunstenaar en schrijver, werd
in dat land het grote voorbeeld. Idyllische landschappen maakten
plaats voor boerenellende. De nadruk kwam te liggen op de nationale
identiteit met motieven uit de volkskunst, de voedingsbodem voor
de opbloei van de Kroatische naïeven. Een eerste voorbeeld
hiervan is Krsto Hegedusic, overigens een geschoolde schilder.
Hij schilderde in een primitieve stijl het verzet van boeren tegen
de politie 'Rekwisitie' (75x104,5 cm, 1929). Zijn werk ademt de
sfeer van de boerentaferelen van Pieter Breughel de Oude. Tsjecho-Slowakije,
ook een nieuwe staat met verschillende talen en volken, propageerde
een nationalistische variant van het kubisme. Een mooi voorbeeld
is 'Zeilboten' (1936) van Ester Simerova-Martinceková.
Al eerder, in 2022, wijdde Museum More als eerste museum ter wereld
een grote tentoonstelling, 'Nové Realismy', aan het Tsjecho-Slowaakse
realisme.
Het
einde van het Nieuwe Realisme is lastig vast te stellen. Het verschilt
per land. In Duitsland is dat overigens eenvoudig. Adolf Hitler
verklaarde deze stroming in 1933 'entartet', ontaard. In Nederland
zien we daarentegen, juist in die tijd, een florerende realistische
stroming met Dick Ket, Carel Willink, Pyke Koch en Raoul Hynckes.
Het fascinerende van de tentoonstelling in Museum More is dat
de invloed van de maatschappelijke context op de kunsten zo zichtbaar
is. Ditmaal tegen de achtergrond van de chaos in Europa en in
de Europese samenlevingen, die net gevormd waren of herbouwd moesten
worden. En tegelijk hoe stabiele naties als Nederland en Denemarken
de stroming van de Nieuwe Zakelijkheid niet konden negeren.
European
Realities - Schilderkunst 1919-1939, t/m 1 februari 2026, Museum
More, Hoofdstraat 28, Gorssel. Website: www.museummore.nl.
Peter
van Dijk is journalist.