Dossiers. Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
 

Recensies van tentoonstellingen

 

Remember Me
Over dood en herinnering

Men kan zeggen dat het een gedurfd initiatief is van het Arnhemse Museum voor Moderne Kunst om in een tijd, waarin de reclame-uitingen gedicteerd worden door jeugdigheid, stralende schoonheid en genieten, aandacht te vragen voor dood en rouw. Maar het is een thema dat ongetwijfeld de sluimerende belangstelling zal prikkelen van een groep Nederlanders die steeds belangrijker wordt voor de cultuurconsumptie in ons land, de 60-plussers. Na de museumkaart, de omroep Max, de expositie over de jaren '60 in Den Bosch nu dan de spotlights op de dood.

Door Peter van Dijk

Het is een klein spotlichtje, want de tentoonstelling in Arnhem is niet groot. Als je de tentoonstellingsruimte binnen stapt waan je je in eerste instantie op bezoek bij een begrafenisondernemer. De muren zijn zwart, het oog valt op lelies aan de wand, stemmige muziek draait, uit de opera Aeneas en Dido van Henry Purcell, waarin flink gestorven wordt en waarvan de regel 'Remember me, … on thy bossom let me rest' uit de slotaria van Dido voor de tentoonstelling is gebruikt.

De expositie is opgezet in een cirkelvormige gang rond een grote zeskantige honingraat, een allegorie voor de cyclus van het aardse bestaan, opkomst en ondergang en zij toont allereerst kunstwerken die oproepen niet te vergeten dat de mens sterfelijk is, memento mori. Vervolgens krijgt de dood een gezicht en de thematische opbouw eindigt met het gedenken van de overledene. Dit is de achterliggende opzet, maar voor de bezoeker is die onbelangrijk, hij kijkt er in eerste instantie associatief naar. De schilderijen, foto's, collages, sieraden roepen vooral herinneringen op aan eigen ervaringen met begrafenissen, begraafplaatsen, crematies, geliefden, rouw, ceremonies. De dood is wat dat betreft een krachtige motor. Daarna komt de waardering voor de schoonheid en de zeggingskracht van het kunstwerk.

Een kardinaal onderdeel van de expositie is de memento mori kunst, die de kijker moet confronteren met zijn aardse vergankelijkheid, een specialiteit van Nederlandse schilders, met name van die uit de 17de eeuw. Zij hebben een grote reputatie in het benadrukken van de tijdelijkheid van het bestaan op aarde. Een van hun thema's was de ijdelheid, de vanitas: je mag nu wel mooi zijn, maar eens ga je dood. De allereerste geschilderde Vanitas staat op een triptiek van de Duitse schilder Hans Memling, uit 1485. In het midden straalt een ronde jonge vrouw die zich in de spiegel bekijkt, het symbool van ijdelheid, links staat de dood en rechts is de verlossing in de hemel verbeeld. Explicieter kan haast niet. Dit schilderij is niet op de Arnhemse tentoonstelling te zien, maar in het museum des Beaux-Arts in Straatsburg.

Bol van symboliek
Dit soort schilderijen stond vaak bol van symboliek die 'gelezen' moest worden. De geschilderde voorwerpen vertellen een ander verhaal dan je op het eerste gezicht ziet. Het makkelijkste symbool is natuurlijk een schedel, het symbool van de dood. Het horloge was het symbool van de verglijdende tijd. Een opgebrande kaars betekent dat het kaarsje is uitgegaan en is allang in de Nederlandse taal als gezegde opgenomen. De klaproos staat voor eeuwige slaap, de zandloper voor vergankelijkheid, de slak is de dodenslaap, enz. In het trapportaal naar de expositie zijn veel van dergelijke symbolen geschilderd.

De thema's 'Gedenk te sterven' en 'Vanitas' zijn uiteraard uitgevonden door de christelijke kerk, die de mens voorhield dat het leven op aarde leeg en nutteloos was, dat de ware zin van het leven pas na de dood beleefd kon worden, in de hemel onder het goedkeurend oog van god. De bijbel leert dat op het ondermaanse alles slechts ijdelheid der ijdelheden is. Het thema komt veelvuldig aan bod in de beeldende kunst en in de literatuur. Aangezien het protestantisme een opschoning van het katholicisme inhield is het niet verbazend dat de sterfelijkheid als onderwerp de schilders in de Lage Landen van Erasmus heeft aangetrokken.

Met deze Hollandse memento mori-traditie in het achterhoofd hebben de Arnhemse conservatoren naar hun eigen collectie gekeken en zich niet laten beïnvloeden door het woord 'Modern' in de naam van het museum. Het resultaat is een gevarieerde tentoonstelling, waarin werk, uit oude en recente tijden, te bewonderen valt. Het oudste artefact is een aarden pot, een 'Zielenurn' uit de zevende eeuw voor Christus, met een gaatje onderin, zodat de ziel uit de pot kon ontsnappen, als die tenminste in zijn begrafenisstand, dat was omgekeerd, stond. Gevonden in de Ginkelse heide. Ook de Egyptenaren geloofden in die periode dat de ziel ontsnappen moest en hielden een ruimte boven de deur van de graftombe vrij.

Het jongste kunstwerk is van Kirsten Spuybroek, een Rotterdamse kunstenares, een rouwsieraad uit 2009, het jaar van haar afstuderen. Zij wil het rouwsieraad zijn plaats in de rouwceremonie teruggeven en heeft meerdere prachtige kettingen ontworpen. De ketting op de tentoonstelling bestaat uit porseleinen medaillons, waarin reliëfs van bloemen en stengels gedrukt zijn. Het geheel is zwart gebakken, een verwijzing naar crematie en in de reliëfs en tussen de stenen is zilver gebruikt. Toepasselijk en elegant.

Albrecht Dürer
De tentoonstelling begint onmiddellijk met onvervalst moralistische gravures van Albrecht Dürer (16de eeuw), met zorgvuldig geëtste verwijzingen naar de tijdelijkheid van het aardse bestaan. Dürer kan op een klein oppervlak veel vertellen: een ridder rijdt op een paard, een zandloper in de hand, vergezeld door de dood, de duivel en zijn hond, over een pad met schedels, een dode boom en allerlei kruipende beestjes naar een kasteel op de heuvel, het doel van zijn reis.

Naast Dürer hangen, als geslaagde contrastwerking, twee foto's van kunstenaar en bloemenverkoper Geer Pouls die hetzelfde verhaal in kale eenvoud vertelt. In zwart wit: een gestileerde lelie geknakt in haar bol en hangend in een schelpachtige schaal. Op de andere foto: een bos rode lelies, de bloemen nog in het blad gevouwen, in een zwart passe-partout en een zwarte lijst. Lelies zijn begrafenisbloemen en een lege schelp is een symbool van vergankelijkheid. De zeggingskracht zit niet alleen in de symboliek en het contrast zwart rood, maar vooral in de vorm, een lange vertikaal, de rode bloemen hangen naar beneden, alsof het hoofd als eerste de grond in gaat, de omgekeerde wereld. Het Arnhemse museum was een van de eerste kunstinstellingen die Pouls, in Venlo geboren, maar tegenwoordig in Berlijn gevestigd, tentoonstelde en aankocht.

Evenals Dürer heeft Frank van de Weide een paard getekend, maar stervend. Op een groot doek. Hij heeft het dier gezien op een krantenfoto uit Bagdad. Mensen dringen erom heen, ertussen heeft hij het zoontje van een opperrechter geplaatst, dat tijdens de installatie van zijn vader door president Bush jr. een rondedansje maakte. Een bekend tv-moment. Over de tekening hangt een ragfijn doek, nauwelijks zichtbaar, waarin een citaat van Aristoteles gedrukt is, dat Bush' oud-minister van defensie Rumsfeld tijdens de zoektocht naar massawapens in Irak gebruikte: "There are things we don't know." Memento Irak is in handen van Van de Weide vrijwel hetzelfde geworden als memento mori.

Sound of silence
De expositie vervolgt met een aantal bekende vogelschilderijtjes van Jan Mankes (1889-1920). De dode vogeltjes zijn delicate memento mori's. Kwetsbaar liggen ze met hun snaveltjes en pootjes omhoog. Eentje is gestorven naast een judaspenning, waarvan de zaaddozen nieuw leven symboliseren. Het leven gaat door. De dode vogeltjes worden gadegeslagen door een kraai, ook van Mankes, die hoog opgehangen is en alles overziet, ongetwijfeld omdat een kraai ook het woord voor een doodgraver is. Het beest zit doodstil tegen een zeegroene achtergrond. De expositie is met gevoel voor effect ingericht.

Schilderijen van Jan Mankes zijn tegenwoordig zeer gewild en peperduur. Onder meer Dirk Scheringa verzamelde ze. De ABN Amro, een van de grootste schuldeisers van de DSB bank, heeft ze allemaal in beslag genomen. Het Arnhemse museum heeft nog vóór de nieuwe populariteit van Jan Mankes een tiental schilderijen uit de collectie van mevrouw A. van Beuningen-Eschauzier kunnen kopen, voor spotprijzen. Een van de stimulansen voor de waardering voor Mankes' werk is waarschijnlijk ook de overzichttentoonstelling geweest die het Arnhemse Museum in 1969 aan hem wijdde. Daarna is het museum werk van Mankes blijven aankopen, tegen flink hogere prijzen. Het heeft nu een mooie collectie (veertien schilderijen, elf bladen grafiek en drie tekeningen) van deze schilder, die zijn werk zelf ooit treffend typeerde: "Ik maak zwijgzame schilderijen, maar ze zingen, ze zingen inderdaad door hun zwijgzaamheid." Zoals Paul Simon zong: 'The sound of silence'. Dat is Mankes ten voeten uit.

De dood zelf is deprimerend aanwezig dankzij Jan van Herwijnen, een neorealistische tijdgenoot van Mankes. Dertien grimmig vertrokken koppen van gestorven mannen, geschilderd op een grauwblauwe achtergrond. De sfeer en het verhaal van deze portretten zijn naargeestig. Van Herwijnen schilderde deze dode koppen vlak na de oorlog, in 1946 en 1947, in het mortuarium van het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis. Het is alsof de oorlog de oorzaak van hun dood is. De meeste koppen zijn van middelbare mannen, mager, grauw, doorploegde huid, één mond staat wijd opengesperd, alsof de Hongerwinter nog acuut is. Sandberg toonde alle -in totaal- dertig portretten in 1947 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Subtieler beeld van de dood is de met schimmel overwoekerde sinaasappel van Annemarie Nibbering.

Gedenken
Van Margriet Kemper hebben de conservatoren een aantal vierkante en ovale bakken in een hoek neergezet, van verschillende grootte, van binnen fluweelblauw geschilderd van buiten koperkleurig, ertussen in, naast een groot formaat bak, staat een ladder tegen de muur. Een kunstwerk waar uitleg bij nodig is. In de middeleeuwen bestond de gewoonte om koperen potten buiten te zetten, die het zonlicht moesten vangen, vervolgens werd dit gevangenen licht in de kerk weer losgelaten. Om de duisternis, de dood dus, naar buiten te drijven. De ladder is een veel gebruikt symbool voor de weg tussen aarde en hemel.

Kemper heeft ervaring met gedenken. Ze heeft in 2001 het asverstrooiingsveld ingericht van de begraafplaats Wolfswinkel in Son en Breughel. Drie bomen op een grasveldje, omgeven door een eenvoudig hek, met vier ingangen. Een smal grindpad omcirkelt het hek. Stille eenvoud. Op de vier poorthekken staan teksten in schreefloze letters. Zoals: "Hier is geen terug, Hier is geen blijven, Hier is geen verder. Geen misverstand mogelijk." Er is één daadwerkelijke 'Remember Me' op de expositie, een schitterend sieraad voor Emmy van Leersum, de in 1984 overleden vrouw van kunstenaar Gijs Bakker. Maar dat weet je alleen als je de verklarende tekst leest. Dit sieraad bestaat uit een honderdtal chrysantenblaadjes naast elkaar gelegd op een wit linnen doek en onder een glasplaat, in de vorm van een slak. Pure schoonheid met simpele middelen gecreëerd.

Ik laat even ander werk op deze expositie, waaronder veel sieraden, voor wat het is: mooi en interessant. Letterlijk aan de finish eindigt de tentoonstelling ex-aequo met drie kunstwerken: een collage van drie weduwen van beroemde mannen door Marlene Dumas, een beeld van Mari Andriessen van een ter dood veroordeelde en weer een schilderij van Jan Mankes. Het beeld van Mankes blijft het langst hangen: een vaas met jasmijn. De vaas is nauwelijks te zien, doordat er een mist van sombere kleuren omheen hangt, maar de jasmijnbloemen spetteren uit het duister tevoorschijn als een niet te doven bron van licht. Jasmijn is het symbool van reinheid, vriendschap, passie, vreugde.
Passie, vreugde en vriendschap. Wie zou dat niet als laatste herinnering willen achterlaten?

Remember Me, Over dood en herinnering, tot 21 augustus, Museum voor Moderne Kunst Arnhem, Utrechtseweg 87, Arnhem. Website: www.mmkarnhem.nl.

Peter van Dijk is journalist.

Terug naar boven

Dossiers

 

Recensies

Achtergrond
Opinie
Boekbesprekingen
Columns