Dossier achtergrond: Vrouwen in de kunst. Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
 
terug
 

Germaine Dulac
filmmaakster, journalist en criticus

Filmbeelden uit 'La Coquille et le Clergyman' uit 1928 brengen de kijker terug in de jaren twintig. In zwart-wit ontwikkelt zich een filmisch drama, zonder geluid, in een decor van die tijd. Een hoge verticale poort zoekt naar een balans tussen bewegende donkergrijze en zwarte vlakken met een soms verblindend wit licht. Onrustige camerabewegingen versterken de indruk van een onbekend persoonlijk avontuur.

Door Wim Adema

Germaine Dulac maakte met dramatische close-ups van acteurs, filmische experimenten en een impulsieve cameravoering een begin met de impressionistische film. Een langgerekt perspectief van een straat verschuift in een atmosfeer van eenzaamheid, terwijl een steeds wisselende architectuur van een gebouw de film tegelijk tijdloos en surrealistisch van karakter maakt. In dit verhaal van 'De Zeeschelp en de Predikant' is het filmische verhaal meeslepend en zijn de emoties indringend en voelbaar. De kijker wordt meegevoerd in een impressionistisch drama.

Parijs, film, feminisme en impressionisme
Germaine Dulac werd geboren te Amiens op 17 november 1882. Haar vader was officier, waardoor het gezin Dulac vaak van garnizoensplaats moest wisselen. Om Germaine als kind meer rust te geven, kreeg zij reeds jong een verdere opvoeding bij haar grootmoeder in Parijs. In deze stad ontstond haar interesse in muziek, schilderkunst en theater. Hoewel haar eerste huwelijk met Louis-Albert Dulac niet lang duurde (1906-1920) kreeg zij van haar man veel ruimte om zichzelf artistiek te ontplooien. Met name de filmkunst en het feminisme boeiden haar bijzonder. Reeds in 1909 schreef Germaine Dulac artikelen in het feministische blad La France en volgde zij eveneens de École Technique de Photographie en le Cinématographie te Parijs.

Reeds in haar vroegste films, zoals 'Les soeurs vyanden' (1916/1918), toont zij een grote aanleg voor het filmexperiment, waarin de filmmaakster de kernwaarden van het maken van films probeerde te ontdekken en te formuleren. Reeds in die jaren ontwikkelt Dulac een geheel eigen denkwijze over film en fotografie en geeft zij blijk van een kritisch, onafhankelijk en vernieuwend filmtalent. Nog voor de productie van 'Un chien andalou' van Louis Buñuel en Salvador Dali (1929) ontwikkelde Germaine Dulac reeds een nieuwe filmtaal, die impressionistisch en surrealistisch van karakter was. Met 'Amis des fous' in 1918 schetst zij een serieel melodrama met een geheel eigen filmtaal. La fête espagnol uit 1920 geldt nog steeds als de belangrijkste film uit de twintiger jaren.

Zonder twijfel is de relatie met Louis Delluc, filmmaker en criticus, voor Germaine heel belangrijk geweest. In die tijd raakte zij ook steeds meer overtuigd dat de bioscoop een uniek platform kon zijn voor artistieke filmkunst. Hierin kon zij haar filmische ideaal: de pure cinema realiseren. Met 'La souriante Madame Beudet' (1922/1923) en 'La Coquille et le Clergyman' (1928) maakte Dulac haar eerste surrealistische films. Ook de klassieke muziek (Chopin) vormde later een inspiratie voor haar films, zoals 'Disque(s)' uit 1928/1929. Toen vanaf circa 1930 de geluidsfilm haar intrede deed, nam de interesse af om films te blijven maken. Vooral haar gezondheid, zij kreeg in 1930 een beroerte, was sterk achteruit gegaan.

Filmische en polemische kwaliteiten
Gedurende haar leven hield Germaine Dulac talloze lezingen en schreef zij honderden artikelen over filmkunst, het maken van films. Met messcherpe analyses zocht zij naar de essentie van dit medium. Los van de schilderkunst en de literatuur wilde Germaine Dulac de film als zelfstandige kunstvorm benaderen met de bioscoop als platform. Het maken van films zag Dulac als een individuele, artistieke en creatieve activiteit. Zonder twijfel stond Germaine hiermee aan de basis van een nieuwe Franse cinéma. Schrijvers als Tami Williams, Wendy Dozoretz en Charles Ford schreven uitvoerig en waarderend over haar filosofische, filmische en polemische kwaliteiten.

Hierin was de individuele vrijheid van de kunstenaar een centraal thema. Hoewel zij met het feminisme een duidelijke verbondenheid had, waren haar filmthema's niet feministisch van karakter. Germaine zocht meer de emoties in zichzelf. In 'La souriante Madame Beudet' ervaart men een psychologische scala van vrouwelijk emoties, een kwetsbaar bestaan en de ontdekking van zichzelf. Het menselijk bestaan, de relatie man-vrouw vormden haar thema's. Met filmen was Germaine Dulac terughoudend, maar tegelijk heel persoonlijk. Men kan misschien spreken van een terughoudende feministische houding. Zij was waakzaam in haar strijd tegen overheersing en kwam resoluut in verzet, wanneer dat nodig was.
'Je suis devenue metteur en scène'. Ik ben filmmaakster geworden.

In de laatste tien jaren van haar carrière maakte Germaine Dulac inventieve bioscoopjournaals voor Pathé en Gaumon (France actualité). Ook in deze journaals was haar regiehand duidelijk aanwezig. In het camerawerk, het geluid, de afwisseling van scènes, de aanwezigheid van humor en emotie, een geheel directe aanpak, maar vooral het indringend visualiseren van nieuws, zag men steeds de creatieve kracht van Germaine Dulac terug. In de literatuur is het werk van Germaine Dulac diepgaand en waarderend besproken (onder andere door Richard Abel: Franse film, theorie en kritiek, Princeton, 1988, UP en P. Hillairet, ed.: Ecrits sur le cinéma, 1984).

Hoewel zij nog weinig kracht had voor actieve filmregie, was de filmmaakster in haar laatste jaren nog wel direct betrokken bij 'Het Volksfront' (1936). Tijdens de bezetting van Parijs door de Duitsers, stierf zij echter in vergetelheid. Wie opnieuw haar levensloop leest en probeert te begrijpen, weet dat Germaine Dulac voor de ontwikkeling van de nieuwe Franse cinéma heel belangrijk is geweest.

Via Ubu Web (Film en video: Germaine Dulac) en You Tube (La Coquille et le Clergyman, (1928) en Ma invitation au voyage (1917) kan men de films van Germaine Dulac opnieuw zien en beleven.

Terug naar boven