Dec. 2025 - jan. 2026, 20e jg. nr.4. Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
 
VOORKANT ACTUEEL AGENDA UITGELICHT ARCHIEF COLOFON 
voorpagina
artikel
recensies van tentoonstellingen actuele exposities
Nederland België
opmerkelijke
kunstberichten
artikelen uit  
vorige nummers

over Het Beeldende Kunstjournaal

 

Actueel

Wi Sranan: Over tradities en toekomst

In Nederland, met name in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, wordt op verschillende manieren aandacht besteed aan de onafhankelijkheid van Suriname. Op 25 november 2025 was dat precies een halve eeuw geleden. Museum Cobra in Amstelveen wijdt er een tentoonstelling aan onder de naam 'Wi Sranan' (Ons Suriname).

Door Joke M. Nieuwenhuis Schrama

Er is veel te zien en te doen tijdens deze herdenking, met als hoogtepunt de opening van het Suriname Museum op 25 november 2025, aan de Zeeburgerdijk in Amsterdam.

Gelijktijdig is in het museum de expositie 'Meet Su, Meet us' van start gegaan. Daarnaast is er muziek, theater, cinema en zijn er festivals op diverse locaties in verschillende steden.

Kortom, evenementen en manifestaties die een beeld geven van de Surinaamse historie, samenleving, cultuur en kunst.

 
Installatiefoto Wi Sranan bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio.

Ik beperk me tot de expositie in het Cobra Museum, met werken van vierentwintig kunstenaars, een kunstenaars-collectief uit Suriname en kunstenaars uit de Surinaamse diaspora. De tentoonstelling is samengesteld door gastcurator Noukhey Forster.

Srefidensi Dey en CoBrA
Op de ruime bovenverdieping van het museum zijn installaties, schilderijen en sculpturen te bekijken. Het thema 'Vrijheid' is de richtsnoer of gids door de expositie heen, vanuit een aantal perspectieven. Elk perspectief wordt ingeleid met een 'odo', een Surinaams spreekwoord of gezegde. Deze odo's zijn diepgeworteld in de mondelinge tradities van het land. Ze dragen eeuwenoude wijsheden over, van generatie op generatie. De odo's nodigen je uit om de kunstwerken te bekijken vanuit die collectieve kennis en de geschiedenis van de Surinaamse culturen. Naar verluidt bestaan er meer dan 3300 Surinaamse spreekwoorden en uitdrukkingen (odo's)...

Cobra en Suriname
De samenstelling van de expositie sluit aan bij de geest van de internationale CoBrA-beweging (= Copenhagen/Brussel/Amsterdam), een avant-garde beweging die bestond van 1948 tot 1951 en brak met academische regels. Voor Cobra gold absolute vrijheid als voorwaarde voor de samenwerking tussen de leden, zoals een kruisbestuiving tussen dichters en schilders. 'Wi Sranan' sluit aan bij de historische uitwisseling tussen Cobra en Suriname. Cobrakunstenaars zoals Corneille (1922-2010) lieten zich inspireren door de Surinaamse Tembe en de Marroncultuur, terwijl Surinaamse kunstenaars als Erwin de Vries (1929-2018), Soeki Irodikromo (1945-2020) en tijdgenoot Guillaume Lo A-Njoe (1937) zich verdiepten in de experimentele geest van Cobra. Hedendaagse kunstenaars zetten deze traditie voort, ieder vanuit hun eigen creatief vermogen en perspectief.

Marrons
Een goed voorbeeld van die vrijheid is de geschiedenis van de Marrons, een Afro-Surinaamse (tribale) bevolkingsgroep, die het was gelukt de slavernij te ontvluchten en als eerste tot slaaf gemaakten de vrijheid hervonden in de oerwouden van Suriname. Dat dit niet zonder slag of stoot ging, verhaalt de geschiedenis. Die eersten waren vrijheidsstrijders! Een belangrijk deel van de expositie is dan ook gewijd aan Marron kunst, met name de Tembe Art, een kunstvorm uit de Marroncultuur die zich uit in kleurrijke schilderkunst en houtsnijwerk. Strijd, schoonheid en culturele vrijheid komen hierin samen.

Ook wordt kunst getoond van authentieke inheemse Surinamers. Dat zijn de oorspronkelijke bewoners, verschillende stammen van Indianen die al duizenden jaren aan de kust en in de binnenlanden leefden, vóórdat de Europeanen daar rond 1600 aan land kwamen. Deze mensen leefden in harmonie met de natuur door hun fundamentele kennis ervan en daarmee in een oorspronkelijke biodiversiteit die nog niet aangetast was. Zowel de Engelsen als de Nederlanders – Nederland koloniseerde Suriname officieel in 1667 – ontgonnen grote stukken land en maakten er een lappendeken van suikerplantages en landbouw-complexen met andere uitheemse gewassen van.
Installatiefoto Wi Sranan bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio.

De kunst en cultuur van de oorspronkelijke bewoners heeft in de tentoonstelling 'Wi Sranan' een prominente plaats, al wordt die nog spaarzaam als kunstvorm gezien. Jonge kunstenaars tonen hun werk dat hierdoor is geïnspireerd echter met trots. Waarom ook niet, kunst en ambacht van de inheemse bevolking van Australië, Afrika en de Amerika's heeft ook mondiaal bekendheid gekregen. Een paar objecten licht ik hieronder uit.

Confrontatie
De installatie 'The Nene Rituals' van Kurt Nahar (1972) is een monument ter nagedachtenis aan de 664 slachtoffers – tot slaaf gemaakten – van de ramp met het slavenschip Leusden, dat in 1738 aan de monding van de Marowijnerivier langzaam zonk. Het monument van Nahar is een soort sanctuarium, een heilige ruimte waar plaats is voor rouw om de tot zwijgen gebrachte stemmen van de verdronkenen op te roepen en te eren.

Spiritualiteit, gemeenschap en kunst
Het kunstenaarscollectief Totomboti wordt gevormd door Edje Doekoe, Toya Saakie, Marjet Zwaans en Vinije Haabo. Hun bijdrage aan deze expositie bestaat uit werken in de kunstvorm 'Saamaka Tembe', die via hun Marron voorouders aan hen is overgedragen. Het collectief haalt inspiratie uit de natuur, waaruit vormen en patronen terugkomen in het houtsnijwerk. Ook spirituele verhalen afkomstig uit het Surinaamse bos, waar natuur, gemeenschap en geestenwereld met elkaar zijn verweven, leveren ideeën op.

Waardigheid en innerlijke kracht
Het werk van de zusjes Kensmil (Natasja en Iris) haal ik nog weleens door elkaar. In ieder geval is het Iris Kensmil (1970) die haar bijdrage heeft geleverd aan 'Wi Sranan'. Zij heeft bijzondere portretten geschilderd op thema's uit het zwarte activisme en de zwarte cultuur. Waardigheid en innerlijke kracht is aan de geportretteerden Edgar Cairo, Tonia Stieltjes en Zaïre Krieger te zien. Hun trotse houding en indringende blik verbeelden hun zelfvertrouwen en hoop. Daarmee geeft Kensmil deze denkers en activisten een plaats in de geschiedenis, voor zover zij die nog niet hebben.

Excursie naar …

Kleurrijk is het doek van Kenneth Flijders (1956). Het toont een vrolijk tafereel uit een vervlogen (koloniale) tijd. De locomotief met wagons in kleurige details vol met reizigers, doet denken aan de Lawaspoorweg, aangelegd tussen 1903 en 1912 door gouverneur Cornelis Lely, om de goudvelden langs de Sarakreek en de Lawarivier te bereiken. De lijn die 172 km lang was en naar het het dorp Dam liep, werd nooit verder verlengd zoals de bedoeling was, door hoog opgelopen kosten en achterblijvende goudopbrengsten. De spoorlijn werd in de jaren tachtig weer ontmanteld. Het werk van Flijders verbindt geschiedenis, herinneringen en de echo's van een vervlogen tijdperk.

Kurt Nahar, 'The Nene Rituals', 2021, installatiefoto Wi Sranan bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio.

'De kunstenaars in Wi Sranan maken voelbaar hoe tradities kunnen transformeren, hoe identiteit steeds opnieuw vorm krijgt, en hoe kunst ruimte schept voor dialoog en verbeelding. Het is een eerbetoon aan Suriname én een uitnodiging aan ons allemaal om opnieuw na te denken over gemeenschap en toekomst', aldus Suzanne Wallinga, directeur Cobra Museum.

WI SRANAN -ONS SURINAME- Surinaamse kunst in beweging, MUSEUM COBRA Amstelveen, t/m 1 maart 2026. Verdere informatie: cobra-museum.nl.

Terug naar boven | Print dit artikel!

 

Coba Ritsema, doorzetster in een mannenwereld

Na vijfenzestig jaar krijgt de schilderes Coba Ritsema (1876-1961) haar plaats terug als bekende, bewonderde en goed verkopende schilderes. Het Frans Hals Museum in Haarlem heeft een tentoonstelling van haar werk gemaakt, die tot maart 2026 duurt, 150 jaar na haar geboortedag.

Door Peter van Dijk

Sinds haar overlijden in 1961 is Coba Ritsema in de vergetelheid geraakt. Wie kent nog haar naam? Wellicht weet een enkeling dat ze een van de Amsterdamse joffers was, een groep schilderende, deftige dames, die wars was van nieuwe stijlen.

Het werk van deze dames van rond de eeuwwisseling (1900), vooral portretten en stillevens, werd beoordeeld als smaakvol, voornaam en ouderwets.

De Haarlemse tentoonstelling toont dat de kwalificaties 'voornaam' en 'ouderwets' voor Coba Ritsema nergens op slaan.

 
Coba Ritsema, 'Oog voor kleur', zaalzicht. Foto: Mike Bink.

Ze maakte schilderijen in lichte harmonieuze kleuren van veelal jonge vrouwen, meisjes, bloemen en fruit, verbeeldingen die stilte en rust uitademen. De tentoonstelling heeft terecht de titel 'Oog voor kleur' gekregen.

We weten niet heel veel van Coba, volgens haar tijdgenoot en kunstcriticus Henri van Calker 'mijdt ze de luidruchtigheid om in stilte de schoonheid in haar te laten groeien'. (Van Calker, 'In het atelier van de schilder', Amsterdam 1941, p.270-275) Ze schreef geen dagboek, hield niet van recepties, niet van interviews en sloeg vele uitnodigingen voor buitenlandse exposities af. De enkele interviewers noemden haar een bescheiden persoon die niet graag over zichzelf sprak. In een van haar laatste gesprekken met de toen fameuze Bibeb van Vrij Nederland, in 1958, zei ze over haar onzekerheid: “Je vond het nooit goed wat je maakte ….je tobde omdat je bang was dat je geen talent had.” (Bron: resources.huygens.knaw.nl)

Kunstenaarsgezin
Uit haar biografische gegevens kunnen we echter opmaken dat ze volop talent had, en ook geregeld lof kreeg toegezwaaid. Haar vriendin en klasgenoot op de Amsterdamse Academie Lizzy Ansingh begon er al vroeg mee: 'Het jongste kind van de klas is 17, hangend haar, krullerig, niet lang. Ze heet Coba Ritsema. (….) We weten allen: Co heeft talent'. (Cat. p. 16). Ook blijkt uit haar biografie dat ze zeker geen doetje was, maar een doorzetter. Ze werd geboren in een kunstenaarsgezin, moeder schilderde, vader was lithograaf, drukker en kunsthandelaar. Coba was haar roepnaam, Jacoba Johanna haar doopnaam.
Ze wist al vroeg dat ze schilder wilde worden. Haar ouders steunden haar wens. Maar ze mocht niet, zoals haar broer Jacob, aan een buitenlandse kunstacademie studeren. Wel mocht ze naar de Haarlemse HBS, waar ze één van de eerste toegelaten meisjes werd. In de vrije avonduren en in het weekend nam ze tekenlessen aan de Haarlemse school voor kunstnijverheid. In 1893 werd ze toegelaten tot de prestigieuze Amsterdamse Rijksacademie van beeldende kunsten, die als eerste kunstopleiding vanaf de oprichting in 1871 vrouwelijke studenten verwelkomde.

Als opdracht voor zijn 'damesklas' gebruikte de leraar, prof. Nicolaas van der Waay, het schilderij 'Las Meninas' (1656) van de Spaanse schilder Velázquez. Op dit werk is het een druk gedoe rondom het centrale meisje: zij krijgt attenties van vier andere meisjes, een hond ligt aan haar voeten, achter haar staan bedienden en een non, aan de muren schilderijen boven elkaar gehangen.

De academieleerlingen mochten hun eigen meisjes en setting bedenken. Coba schilderde 'Staand schoolmeisje in grijze jurk' (1895, 65.5 x 50 cm.), een innemend schilderij van een verlegen jong meisje, staand voor een stoel, met de handen op haar buik gevouwen. Haar lange fluwelen jurk is groengrijs, met pofmouwen, de achtergrond donkerrood. Ze heeft een fijn geschilderde doorzichtige sjaal om haar hals. Dit werk van Coba straalt verlegenheid en rust uit. Het is schoonheid in eenvoud. Ze was negentien jaar toen ze deze voorstelling schilderde. Dit werk toont als het ware haar eigen karakter. Tegenwoordig is dit schilderij eigendom van Teylers Museum, buurman van het Frans Hals.
Coba Ritsema, 'Liggende vrouw op een bank', ca. 1900-1910, particuliere collectie.

Bloemenmarkt
Aan het eind van de eeuw betrok ze een atelier aan de Amsterdamse Singel 512, midden op de bloemenmarkt. Wellicht onder invloed van de kleuren op de markt, omringde ze zich met fleurige stoffen, schitterende boeketten, tapijten, boekenkasten en ettelijke schildersezels met werk in uitvoering. Kleur alom. Aan de muur hingen reproducties van Velázquez, Rafaël, Ingres en later Cézanne, Manet, Picasso. Ze zou hier zestig jaar werken, maar bleef wonen in Haarlem. Iedere dag forensde ze met de trein, tot ze in 1937 verhuisde naar de Amsterdamse Euterpestraat 104 (tegenwoordig Gerrit van der Veenstraat).

In dit atelier, hoog boven de bloemenmarkt, schilderde ze een oeuvre in prachtige, kalme kleuren, vooral van meisjes en vrouwen in weelderige gewaden, vaak op de rug gezien, stillevens en bloemstukken. Mannen heeft ze nooit geschilderd, althans op de tentoonstelling in het Frans Hals is er niet één te zien. Een mooi werk is 'Liggende vrouw op een bank' (1910). Een jonge vrouw in een wit gewaad ligt op een bank, met haar voeten op de grond. De deken waarop ze ligt, valt op door de breekbare turquoise kleur. Het kussen is okerkleurig. Op de vloer een kleed, dat geen kleed is maar een verzameling van losse kleurvlekken die mooi in balans zijn. Duidelijk invloed van het impressionisme.

Een ander voorbeeld van volmaakte rust en stilte, ook dankzij de compositie, is 'Atelier' (1900). Een meisje, op de rug gezien, zittend in een donkergroene schaarstoel, is verdiept in het bestuderen van een zwarte lap stof op haar schoot. Ze draagt een witte onderjurk en een niet geheel dichtgeknoopt lijfje. Ze zit er gewoon, ze poseert niet, ze is verdiept in haar eigen wereld. Op een tafeltje staat een kruik met drie roze bloemen. Naast haar, aan de muur, een kamerhoog kleed, van dezelfde breekbare turquoise kleur als het kleed van de liggende vrouw. Niets spectaculairs, gewoon een intieme scene.

Portretist
Ritsema was een begenadigd portrettist, ze kon snel een gemoedstoestand treffen, ondeugendheid, verlegenheid, uitdagendheid, zoals van de jonge meisjes uit de buurt, die ze vroeg te poseren. Maar ze kon ook heel realistisch een gezicht tekenen, zoals dat van haar vriendin Nelly Bodenstein, een van de zeven Amsterdamse joffers en een bekend illustrator van jeugdboeken. Ze maakte een pastel van Nelly, in een zwart jasje, witte kanten blouse, met een zwarte hoed op. Op de hoed roze bloemachtige doorschijnende linten.

Nelly was een zelfbewuste mooie vrouw, dat is aan haar regelmatige trekken en felle oogopslag te zien. Foto's op de tentoonstelling bevestigen deze indruk. 'De mooie Nel', werd ze genoemd.

Male gaze
Coba Ritsema had veel succes, ze won prijzen, exposeerde af en toe op buitenlandse beurzen en exposities, verkocht goed. Ze kreeg gunstige recensies, die vaak opvielen door hun 'male gaze' of seksistische toon. Criticus Van Eikeren schreef in 1935: 'Hoe charmant haar werk ook is en hoeveel vrouwelijks het ook weer heeft, het kon in zijn krachtige opzet door een man gedaan zijn'. (Cat. p. 73). En de eerder genoemde Van Calker stelde in 1941 dat Ritsema's 'vrouwelijke zin voor praal en gratie van fraaie stoffen en kleuren wordt ondersteund door mannelijke voordracht in den vorm en schildering'. (Cat. p. 73) Van Calker schreef ook over een 'zwierigen en toch vasten streek, zulk een mannelijke breedheid van toets, zulk een schitterend coloriet' (p. 74). Kasper Niehaus maakte het wel erg bont in zijn verzamelwerk 'Levende Nederlandsche kunst' (1942). Hij vond haar werk zo zuiver en goed, 'dat men zou zeggen dat haar werk het werk van een man was'. (p. 74) Bij mij is deze gedachte tijdens mijn rondgang in Haarlem niet opgekomen. Maar uiteraard: iedereen is een kind van zijn tijd.

Coba Ritsema, 'Atelier zittend meisje', ongedateerd, Kunstmuseum Den Haag.

Wat ik vooral 'stoer en mannelijk' aan Coba Ritsema vind, is dat zij als vrouw, ondanks het seksisme van haar tijd, - ze mocht niet alleen reizen, niet in het buitenland studeren, de naaktklassen niet volgen, niet tekenen in Artis, geen baantjes in verenigingen aannemen -, een doorzetter was en ons als schilder een waardevol oeuvre heeft nagelaten.

Coba Ritsema, Oog voor kleur, t/m 1 maart 2026, Frans Hals Museum, Groot Heiligland 62, Haarlem. Website: franshalsmuseum.nl.

Terug naar boven | Print dit artikel!

 

Glas: Het Materiaal van Moderniteit en Kwetsbaarheid

Glas is het materiaal dat onze moderne tijd misschien wel het scherpst karakteriseert. Het is overal aanwezig en tegelijk bijna afwezig. We raken het voortdurend aan, kijken erdoorheen, maar vergeten te kijken náár het materiaal zelf. Juist die onzichtbare aanwezigheid maakt glas tot een fascinerend element: het functioneert als interface, als grens, als filter, als dragende structuur én als metafoor voor wie wij zijn in een tijdperk van permanente zichtbaarheid.

Door Han de Kluijver

Glas omhult de bebouwing in onze steden, vormt de huid van gebouwen en bepaalt hoe licht onze leefwereld binnenkomt. Maar het is meer dan een bouwstof: het is een paradox. Glas is sterk en fragiel tegelijk, helder en vervormend, democratisch en elitair. Het belichaamt de spanning van een cultuur die wil tonen en wil beschermen, die helderheid nastreeft maar tegelijk bang is voor wat zichtbaar wordt. Waar staal stabiliteit belooft en beton massa vertegenwoordigt, maakt glas de ambiguïteit van onze tijd voelbaar. Het is het materiaal waarin de tegenstrijdigheden van onze samenleving worden geconcentreerd: het verlangen om gezien te worden én de angst om bekeken te worden.

 
Architecten zoals Mies van der Rohe en Bruno Taut zagen glas als de drager van een nieuwe wereld: eerlijk, open, zonder geheimen. Abu Dhabi 2009. foto: Han de Kluijver.

Die paradox strekt zich uit tot het psychologische domein. De glazen architecturen waarin we ons bewegen hebben een innerlijke echo: de verwachting dat alles transparant, deelbaar en toegankelijk moet zijn. Glas laat niet alleen licht door — het licht dóét ook iets. Het elimineert schaduw, nuance, omweg en geheim. In een volledig transparante ruimte is intimiteit nooit vanzelfsprekend; ze staat altijd onder supervisie. Je voelt je beschermd door een stevig materiaal, maar dat materiaal onthult tegelijkertijd alles wat het omsluit. Daarom is glas in onze tijd meer dan een architectonisch fenomeen: het is een psychologisch symbool voor een samenleving die mysterie wantrouwt.

Die gedachte resoneert met oudere verhalen over glas, zoals Cervantes’ 'El licenciado Vidriera' (ca. 1613). Tomás Rodaja, de briljante jurist die gelooft volledig van glas te zijn, leeft in constante angst om te breken. Zijn waan is een spiegel voor onze hedendaagse kwetsbaarheid: hoe zichtbaar kan een mens zijn voordat zichtbaarheid een bedreiging wordt? Zijn lichaam van glas is een metafoor voor onze digitale identiteiten — permanent openbaar, permanent traceerbaar, permanent op het punt van splinteren. In hem herkennen we de spanning die wij dagelijks ervaren: de wens om transparant en begrijpelijk te zijn, en de gelijktijdige behoefte aan bescherming, aan ondoorzichtigheid, aan het recht om even niet gezien te worden.

Kunstenaars die Glas Laten Spreken
Ook in de kunst wordt glas ingezet om die spanning bloot te leggen. Kunstenaars als Dan Graham (1942–2022), Roni Horn (1955), Mona Hatoum (1952) en Josiah McElheny (1966) laten zien dat glas nooit neutraal is. Het manipuleert reflectie, ontregelt ruimte en stelt vragen over waarneming en macht. Graham’s paviljoenen maken de toeschouwer bewust van zijn eigen positie: wie kijkt, wordt bekeken; wie gezien wordt, ziet zichzelf opnieuw. Horns massieve glazen sculpturen, die solide lijken maar vloeibaar ogen, dwingen tot traag kijken en tot twijfel. Hatoum gebruikt glas als bedreiging, scherven, scherpe randen, instabiele structuren, en ondermijnt daarmee de modernistische belofte van helderheid. McElheny speelt met de utopie van transparantie in modernistische architectuur en laat zien hoe glas zowel openheid als ideologie kan belichamen.

Bij deze kunstenaars verschuift de betekenis van glas van belofte naar vraagteken, van transparantie naar conditionele zichtbaarheid.

Glas is niet langer het symbool van een optimistische toekomst; het is het materiaal waarmee we reflecteren op onze kwetsbaarheid.

Het dwingt ons te erkennen dat helderheid altijd gepaard gaat met vervorming, dat licht altijd een prijs heeft, dat transparantie nooit zonder machtsrelaties bestaat.

Een zwevend geblazen glasskelet in Musverre, lengte 1.75 cm, van Philippe Beaufils dat de rol en de fysieke plaats van de mens in de wereld in twijfel trekt. Foto: Han de Kuijver, aug 2025.

In een tijdperk dat zichzelf definieert via schermen, interfaces en gegevensstromen ontstaat een groeiend verlangen naar opaciteit (maatstaf voor de hoeveel licht dat door een materiaal schijnt), naar wat niet meewerkt, niet doorlaat, niet toont. Opaciteit is geen afwijzing van helderheid, maar een pleidooi voor complexiteit. Het is het recht om niet volledig verklaard te hoeven worden, om niet volledig zichtbaar te zijn, om een binnenkant te behouden die niet door glas heen gelezen kan worden. Misschien toont glas ons daarom het beste wie we zijn. We willen gezien worden, maar niet altijd; we verlangen naar helderheid, maar ook naar geheimzinnigheid; we omarmen transparantie, maar weten dat elke transparantie een constructie is. Wie naar glas kijkt, kijkt niet naar een neutraal materiaal, maar naar een spiegel van de menselijke conditie. Het is het materiaal van onze moderne tijd, maar evenzeer de metafoor van onze kwetsbaarheid.

Een Materiaal vol Betekenis voor Makers
Voor kunstenaars die vandaag met glas werken, verschuift het materiaal van een louter esthetische keuze naar een conceptueel uitgangspunt. In een tijd waarin glas alomtegenwoordig is, als scherm, als façade, als instrument van zichtbaarheid, wordt het medium zelf beladen met betekenissen die nauwelijks te vermijden zijn. Voor hedendaagse makers opent dat vragen die zowel technisch als sociaal en psychologisch van aard zijn.

Wie met glas werkt, werkt onvermijdelijk met zichtbaarheid: wat wordt getoond, wat blijft verborgen, wat wordt gereflecteerd, wat wordt gemanipuleerd? Een glazen object is nooit slechts een object; er is altijd een relatie. Het object plaatst de toeschouwer in een specifieke positie, confronteert hem met zijn eigen spiegelbeeld, zijn eigen nabijheid, zijn eigen manier van kijken. Het materiaal nodigt uit tot participatie, maar stelt tegelijk grenzen: glas onthult, maar laat nooit alles zien. Voor kunstenaars kan dat een manier zijn om de kijker medeverantwoordelijk te maken voor de betekenis van het werk. Daarnaast dwingt glas tot nadenken over kwetsbaarheid. Wie het materiaal hanteert, ervaart onmiddellijk de spanning tussen breekbaarheid en weerstand, tussen perfectie en het risico van falen. Dat maakt glas geschikt voor kunstenaars die willen werken rond thema’s als lichamelijkheid, identiteit, psychische druk, veiligheid en controle. De fysische eigenschappen van glas, spanning, temperatuurgevoeligheid, transparantie, reflectie, fungeren als metaforen nog vóór het werk inhoudelijk wordt geduid.

Technisch gezien is glas een materiële uitdaging: het vereist vakmanschap, geduld en een bereidheid om het toeval toe te laten. Elke glasbewerking, blazen, smelten, slijpen, gieten, bevat een moment van onvoorspelbaarheid.

Die oncontroleerbaarheid kan bewust worden ingezet: het uiteenvallen van structuren, de spanning in een glasplaat en de imperfecties in een gegoten vorm, kunnen de betekenis van het werk juist versterken.

Voor kunstenaars die zich richten op maatschappelijke of politieke thema’s opent glas nieuwe perspectieven.

 
Two Adjacent Pavilions. Dan Graham’s paviljoenen maken de toeschouwer bewust van zijn eigen positie: wie kijkt, wordt bekeken; wie gezien wordt, ziet zichzelf opnieuw. Foto: Piet Augustijn.

Het kan worden gebruikt om mechanismen van toezicht, transparantie-ideologie, digitale zichtbaarheid en machtsstructuren zichtbaar te maken. Een glazen wand kan een grens zijn; een raam een filter; een spiegeling een misleiding. Door glas in installaties, performances of architecturale interventies te betrekken, wordt de toeschouwer letterlijk in de structuur van zien, macht en kwetsbaarheid geplaatst. Maar glas kan ook een tegengebaar zijn: een herstel van mysterie. Makers kunnen spelen met opaciteit, vervorming, filtering, belichting of gelaagdheid, om te suggereren dat zichtbaarheid niet alles is, dat er betekenis schuilt in wat niet getoond wordt. In een cultuur die alles zichtbaar wil maken, kan glas worden ingezet om intieme zones en begrippen als schaduw, omweg en geheim te herwaarderen.

Voor kunstenaars betekent dit dat glas niet alleen een materiaal is, maar een denkkader. Wie met glas werkt, werkt met een taal die onze tijd diepgaand beïnvloedt. Door zich bewust te verhouden tot de symbolische lading van het materiaal, kunnen kunstenaars nieuwe ervaringen van kijken en gezien worden creëren, ervaringen die reflecteren op onze gedeelde kwetsbaarheid en onze hunkering naar zowel helderheid als beschutting. Glas maakt het onzichtbare voelbaar, geeft vorm aan ambivalentie en laat de fragiliteit van de menselijke conditie oplichten in elk breekbaar oppervlak.

Het moment van terugkijken
Glas heeft ons tijdperk gevormd, maar het begint ons ook te bevragen. Terwijl we steeds meer leven in een wereld van interfaces, reflecties en zichtbaarheid, wordt duidelijk dat glas, zoals in de vorige alinea al opgemerkt, niet alleen een materiaal is, maar ook een toetssteen. Het materiaal stelt ons de ongemakkelijke vraag waar onze grenzen liggen: hoeveel licht kunnen we verdragen en hoeveel transparantie kunnen we tolereren zonder ons ongemakkelijk te voelen?
Misschien is dat de ware betekenis van glas: niet dat het helder is, maar dat het twijfel zichtbaar maakt. Glas onthult wat we liever zouden verhullen, vervormt wat we zeker dachten te weten en confronteert ons met onze eigen contouren. Het nodigt uit tot kijken — en verplicht ons om terug te kijken naar onszelf.

We staan aan de vooravond van een tijd waarin zichtbaarheid steeds minder vrijblijvend wordt. Transparantie is niet langer een ideaal, maar een eis; niet langer een belofte van openheid, maar een instrument van controle. In een wereld die wordt gekenmerkt door permanente dreiging, digitale surveillance en geopolitieke spanning, verandert kijken in een machtsrelatie. Wie zichtbaar is, is kwetsbaar — en wie kwetsbaar is, wordt bestuurbaar.

Daarom is de vraag niet langer óf we transparant willen zijn, maar onder welke voorwaarden. Niet óf we zichtbaar zijn, maar hoe we onze eigen breekbaarheid beschermen. Het verlangen naar opaciteit, naar een plek die niet doorzichtig hoeft te zijn, is geen zwakte maar een nieuwe vorm van kracht.

Glas is het materiaal waarmee men in de moderne tijd de droom van openheid bouwde. Nu leren we ermee leven als met een spiegel die terugkijkt, een oppervlak dat ons aan onze grenzen herinnert. In die zin is glas niet alleen een venster op de wereld, maar een waarschuwing: dat wat ons licht geeft, kan ons ook scherp tekenen; dat wat ons beschermt, kan ons ook blootstellen. Wie door glas naar buiten kijkt, ziet de wereld. Wie naar glas zélf kijkt, ziet iets anders: de kwetsbare mens die midden in die wereld staat.

Han de Kluijver, 'Een veilige plek', geblazen glas 25 x 25 x15. Glas is niet langer het symbool van een optimistische toekomst; het is het materiaal waarmee we reflecteren op onze kwetsbaarheid. Het dwingt ons te erkennen dat helderheid altijd gepaard gaat met vervorming, dat licht altijd een prijs heeft, dat transparantie nooit zonder machtsrelaties bestaat. Foto: Paul Niessen.

Han de Kluijver is architect bna bni bnsp.

Terug naar boven | Print dit artikel!

 

Van Rembrandt tot stripcultuur

De achtendertigste PAN is weer voorbij. Vooral in de laatste jaren dat ik deze hoogwaardige beurs bezocht, veranderde er iedere keer wel iets, ook vanwege het feit dat deze beurs niet meer onder dezelfde 'hoed' als TEFAF Maastricht wordt georganiseerd. Een terugblik.

Door Joke M. Nieuwenhuis Schrama

PAN blijft evenwel de eigentijdse allure behouden die de beurs altijd kenmerkte en ook weer in deze 2025-editie laat zien. De allereerste editie was in 1987, in de vorm van een nationale (c.q. Amsterdamse) kunst- en antiekbeurs, 'Pictura Antiquairs Nationale', opgericht door zes antiquairs en kunsthandelaren. De beurs werd daarna gezien als de kleinere nationale pendant van TEFAF Maastricht, die in 1988 als internationale beurs startte. Ondanks dat 'nationale' wordt de PAN-beursvloer nu hier en daar ook bevolkt door galeries uit België, Frankrijk, Engeland, Italië.

Eclectisch
Het campagnebeeld voor deze PAN-editie is ontworpen door Splinter Chabot (1996), tevens ambassadeur van deze PAN-editie. Het ontwerp ziet eruit als een gestileerd interieurdoorkijkje, dat eindigt in het luchtledige. Voor de ontwerper is het een doolhof dat je naar andere werelden leidt: '(...) vol inspiratie, dromen, hoop en nieuwe ideeën. Het is misschien wel het enige doolhof waarin je graag blijft verdwalen'.

Het ontwerp kwam voor sommige bezoekers daadwerkelijk als een doolhof over, maar je zou het ook eclectisch kunnen noemen en dat past wel bij de stad Amsterdam. Hier en daar werd ook gerefereerd aan de 750ste verjaardag van de hoofdstad.

 
PAN 2025. Foto: Almicheal Fraay.

Er was geen verdeling in secties op PAN-2025, iconen werden aangeboden naast een galerie met horloges en antiquiteiten, tegenover een stand met contemporaine kunst en zo waren er nog meer contrasten. De plattegrond is altijd een goede gids voor de bezoeker die gerichter wil kijken en gezien de inrichting van het beursoppervlak met de strategisch opgestelde horeca-eilanden, was het parcours zeker overzichtelijk.

Panopticum
Een kleine greep uit zowel nieuwkomers als getrouwen op de beurs, met zeldzaamheden, curiositeiten, nieuwigheden en klassiekers. De jonge generatie van de gerenommeerde Galerie Kugel uit Parijs, Jonathan Kugel, staat voor de tweede keer op de PAN met een presentatie die wel enigszins paste in de periode van Halloween. De kleine beelden die de highlights vormen in de stand, zijn gemaakt door Nathalie Latour. Het zijn uit was en pigment (ceroplastic) vervaardigde sculpturen volgens een Italiaanse 18e-eeuwse techniek, die intussen in de vergetelheid is geraakt. Latour heeft er een hedendaagse twist aangegeven. De kunstenares heeft een artsenopleiding gevolgd en bezit daarom een gedegen kennis van de anatomie en fysiologie van de mens. Ragfijn zijn deze beeldjes gemaakt die (onsterfelijke) Bijbelse of mythische figuren voorstellen, het materiaal lijkt op ivoor of albast. Wel in nogal wat macabere uitvoeringen zien de beeldjes eruit als een cross-over van wetenschap en kunst, een mini-panopticum (wassenbeeldenmuseum). Meer informatie: www.jonathanfkugel.com.

Stripcultuur
Comic arts Masters is een Nederlandse galerie. Eigenaar Edwin Jansen heeft genoeg ambitie om de stripkunst in Nederland wat meer te promoten en wellicht op hetzelfde niveau te brengen zoals bij de zuiderburen en in Frankrijk. Bij de Fransen staat de stripcultuur nu eenmaal veel hoger in het vaandel dan bij ons en wordt daar zelfs de 'negende kunst' genoemd. De galerie verkoopt onder meer originele covertekeningen van striptekenaars, zoals die van Joost Swarte, Peter van Dongen en rechtbanktekenaars, zoals Aloys Oosterwijk, om maar een heel kleine greep eruit te nemen. Meer informatie: www.comicartmasters.com.

Rembrandt
Douwes Fine Art bood een zeldzame koperen etsplaat van Rembrandt aan en toonde het als 'highlight'. Daaromheen kleinere etsen gehangen met diverse taferelen of portretten van de meester-graficus. Dit als een soort ode aan Rembrandt (1606-1669) in dit jubileumjaar van de stad, waar hij ooit furore maakte, maar ook verarmde. Bij Douwes kon je weer eens goed zien wat een onnavolgbare kunstenaar (tekenaar/etser) Rembrandt was. Meer informatie: www.douwesfineart.com.

Pyamarama
In de galerie van Hidde van Seggelen in Hamburg was onder meer Klaas Kloosterboer (1959) vertegenwoordigd. In deze PAN-stand was zijn gigapyjama op een hanger aan het plafond bevestigd, die ontegenzeggelijk een blikvanger was. De pyjama was in licht transparante witte stof uitgevoerd, echt ambachtelijk werk op zo'n formaat, eerst het patroon tekenen, dan knippen en vervolgens alles in elkaar stikken. Ook toonde de galerie werk van Wim T. Schippers (1942), met zijn eigenzinnige creaties. Meer informatie: hiddevanseggelen.com.
PAN 2025. Foto: Almicheal Fraay.

Courir le Jardin
PAN bood ook een podium aa
n het Kröller-Müller museum, dat in 2027 gaat uitbreiden. De werkzaamheden zullen naar verwachting in 2031 gereed zijn. In de stand werd de aankoop van Jeroen Jongeleen (1967) getoond, een geestige video gemaakt in 2022 waarin de kunstenaar gedurende een kwartier rondjes loopt op het (deels bevroren!) 'Jardin d'email' van Jean Dubuffet. De opnames zijn gemaakt vanuit een drone, zodat Jongeleen eruit ziet als een insect. Meer informatie: krollermuller.nl/jeroen-jongeleen.

Er was weer een mooi aanbod met diverse kunstvormen en kunstvoorwerpen te zien in deze editie van PAN!

De PAN – kunst-, antiek- en designbeurs 2025 was van 2 t/m 9 november 2025 te bezoeken in de Amsterdam RAI. Volgende PAN is van 1 t/m 8 november 2026. Meer informatie: www.pan.nl.

Terug naar boven | Print dit artikel!

 

Kunst als motor voor erfgoedbehoud

In het Nederlandse culturele landschap spelen beeldentuinen een bijzondere rol, zeker in een tijd van digitalisering en maatschappelijke versnelling. Beeldentuin Ravensteyn is hier een mooi voorbeeld van.

Door Han de Kluijver

In een beeldentuin ervaart de bezoeker niet alleen kunst, maar ook ruimte, licht, wind en seizoenen. De schaal van een sculptuur wordt voelbaar, het landschap fungeert als medespeler. Beeldentuinen bewegen zich daarmee in een spanningsveld tussen museale professionaliteit, particulier initiatief, landschapskunst en erfgoedbehoud.

Een uitgesproken voorbeeld is Beeldentuin Ravesteyn in Heenvliet. Op het middeleeuwse landgoed rondom de Ruïne Ravesteyn vindt jaarlijks een kunstmanifestatie plaats, waar hedendaagse sculptuur, natuur en erfgoed elkaar ontmoeten. Van 8 t/m 31 mei 2026 is er voor de 31e keer een grote verscheidenheid aan kunst te zien. Achtentwintig kunstenaars presenteren samen ruim tweehonderd werken in uiteenlopende materialen, variërend van brons, cortenstaal, roestvast staal, keramiek en natuursteen tot glas en hybride materialen.

Een hybride model: kunst als erfgoedstrategie
Waar museale beeldentuinen doorgaans voortkomen uit collecties of een institutionele opdracht, kent Beeldentuin Ravesteyn een andere organisatiestructuur. De tuin vervult een duale functie: het presenteren van hedendaagse kunst én het financieel ondersteunen en zichtbaar maken van het erfgoed van de ruïne. De opbrengst van de kaartverkoop en een percentage van de kunstverkoop vloeien direct terug naar het behoud van het historische terrein. Deze hybride aanpak—kunst als motor voor erfgoedbehoud—sluit aan bij beleidsmatige ontwikkelingen van gemeente Nissewaard en het provinciaal beleid van Zuid-Holland, waarmee dit soort initiatieven worden gestimuleerd.

Bij de foto rechtsboven: Hans Janssen smelt glas in keramische mallen. In beeldentuinen wordt glas vaak gebruikt als onverwacht, fragiel element in een organisch landschap. Het materiaal confronteert de bezoeker met het tijdelijke en kwetsbare, het contrast tussen natuur en cultuur. In zulke contexten versterkt glas de ervaring van openheid: het weerspiegelt de lucht, het vangt licht, het verdwijnt in de omgeving.

Hans Janssen, 'Sobek', steengoed, gegoten glas en expoxy, hoogte 200 cm foto: Hans Janssen (1952).

Artistieke breedte en curatoriêle uitdagingen
In tegenstelling tot beeldentuinen met permanente presentaties, is Ravesteyn slechts drie weken per jaar geopend. Die korte programmeringscyclus brengt zowel kansen als uitdagingen met zich mee voor curatie, publieksopbouw en kunstenaarsselectie.
De beperkte duur creëert een jaarlijks ritueel: bezoekers keren terug om te ontdekken 'wat de tuin dit jaar brengt'. Tegelijk biedt deze tijdelijkheid curatoren en kunstenaars de mogelijkheid om te experimenteren met werken die niet ontworpen zijn voor langdurige buitenexpositie. Juist de vergankelijkheid kan inhoudelijk betekenisvol worden, en toont hoe kunstpresentatie buiten institutionele kaders nieuwe vormen van relevantie kan aannemen.

Dit jaar omvat het aanbod onder meer glazen sculpturen van Frank Biemans, Luna Cordaro, Hans Janssen, Sacha Brienesse en Paul Funcken; vilten installaties van Laura Grimm en werken van onder andere Herman Lamers; totems van Gijs van Poucke; keramiek van Nicky Murphy, Karel Sterk, Lieke Smits; stenen beelden van Ties Mulder; houten sculpturen van Martin Klopstra en Louis Niënhuis; cortenstalen beelden van Kim Kenyon, Rainer Ern en schrootbeelden van Jan Verschueren.

Beeldentuinen als plekken van aandacht
De rol van beeldentuinen is in de afgelopen decennia verschoven: van pure tentoonstellingslocaties naar plekken waar kunst, natuur, rust, reflectie en ontmoeting samenkomen. Terwijl musea en digitale platforms blijven innoveren, groeit de behoefte aan fysieke, ruimtelijke en zintuiglijke kunstervaringen; ervaringen die zich niet laten reproduceren op een scherm. Het contact met materiaal, schaal en plaats vraagt om een vorm van aandacht die in onze tijd steeds zeldzamer is: rust!

Precies die vertraging maakt beeldentuinen, zoals Ravesteyn, tot waardevolle culturele ruimtes. Ze tonen niet alleen kunst, maar ook de wisselwerking tussen creatie, landschap en erfgoed. En in Heenvliet blijkt hoe die wisselwerking een duurzaam model kan vormen voor het behoud van cultureel erfgoed.

Herman Lamers, 'Melancholica', 300 x 200 x 200 cm, polyester met coating van blauw glas deeltjes. Foto: Herman Lamers (1954).

Beeldentuin Ravensteyn 2026, 8 mei t/m 31 mei 2026, open: do.-zo. 12.00 tot 17.00 uur. Meer informatie: www.ruine-ravesteyn.nl.

Han de Kluijver is architect bna bni bnsp.

Terug naar boven | Print dit artikel!

 

Korte berichten

Wie de storm wil trotseren, moet haar oog binnenstappen – terugkomen tot de kern, de plek waar stilte heerst en helderheid ontstaat. Dat is precies wat de collectietentoonstelling Stilte in de storm in Museum Voorlinden biedt: een moment van bezinning in een wervelende wereld. In de tentoonstelling tonen kunstenaars als Anish Kapoor, Marina Abramovic, Massimo Bartolini en Arturo Hernández Alcázar dat stilte een bron van kracht is en een zacht, standvastig antwoord kan bieden op de storm die ons omringt. Stap in de schoenen van Marina Abramovic en ervaar haar methode en word onderdeel van deze tentoonstelling! Met een zorgvuldige selectie uit de eigen collectie stippelt Voorlinden in 'Stilte in de storm' een route uit die leidt tot meer verbinding: met jezelf, met de ander, met wat werkelijk van waarde is. Er is werk te zien van Arturo Hernández Alcázar, Massimo Bartolini, Philip Vermeulen, Anish Kapoor, het kunstenaarsduo Elmgreen & Dragset, Arcangelo Sassolino, Pedro Cabrita Reis, Robert Longo, D.D. Trans, Olafur Eliasson, Lee Bae, Robert Zandvliet, Subodh Gupta, Jannis Kounellis en Josiah McElheny. In de bijbehorende tentoonstellingscatalogus wordt de stilte verder uitgediept met bijdragen van de Koreaans-Duitse filosoof en schrijver Byung-Chul Han en de Vlaamse cultuurjournalist en stilte-expert Virginie Platteau en gedichten van Peter Verhelst. Stilte in de storm, t/m 23 augustus 2026, Voorlinden museum & gardens, Wassenaar. Website: www.voorlinden.nl.

In Brutus Art Space in Rotterdam is de tentoonstelling Fear of Falling van Carlijn Kingma te zien. De wooncrisis geldt als hét maatschappelijke en politieke probleem van deze tijd. In een grote, extreem gedetailleerde tekening met als titel 'De machinerie van de volkshuisvesting' brengt Carlijn Kingma in beeld wie de spelers zijn, welke mechanismen er op de achtergrond werken en aan welke knoppen gedraaid kan worden. Dit nieuwe werk vormt het hart van de tentoonstelling 'Fear of Falling' in Brutus Art Space in Rotterdam. Er zijn verschillende factoren aan te wijzen die de wooncrisis hebben veroorzaakt of verergerd. 'Fear of Falling' omvat meerdere werken die structuren van onze samenleving blootleggen, waaronder 'Het waterwerk van ons geld' (2022). Speciaal voor Brutus maakte Kingma nieuwe kleinere tekeningen die inzoomen op thema's uit dit project en actuele spanningen tonen, van zorginstellingen tot preppers. Kingma presenteert een nieuwe kaart die het systeem van beleidsmakers, banken, beleggers en corporaties toont. In Brutus is een voorproef te zien. Het werk ontstond met o.a. Provincie Zuid-Holland, VRO, Triodos Bank, BNG, MRA, Squarewise en DGBC en is gebaseerd op 120 interviews; de bevindingen komen samen in één grote tekening die het systeem tot in detail analyseert. Fear of Falling, 4 januari t/m 8 maart 2026, Brutus Art Space, Rotterdam. Website: www.brutus.nl.

Designbeurs OBJECT Rotterdam is van 6 t/m 8 februari 2026 te gast in het iconische gebouw van de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat, dat leegstaat, in afwachting van een grootschalige renovatie. Deze situatie maakt het mogelijk dat bezoekers van OBJECT nog één keer door het oude bibliotheekgebouw kunnen dwalen; ditmaal zonder boeken, want die zijn al verhuisd. Tijdens OBJECT tonen rond de honderdvijftig vormgevers en kunstenaars jaarlijks hun nieuwste creaties op een bijzondere locatie in Rotterdam. Van Las Palmas en De Rotterdam tot de iconische Euromast, het SS Rotterdam, HAKA-gebouw en afgelopen editie in AIR de voormalige V&D. Met haar komst naar de Centrale Bibliotheek belooft het opnieuw een verrassende beurs te worden. Tientallen ontwerpers hebben zich al aangemeld, van jonge talenten tot gevestigde namen, opkomende design labels en bekende meubelmerken. Zij brengen de centrale verdiepingen van het gebouw weer even tot leven met een keur aan interieurproducten, textiele ontwerpen, lichtkunstwerken en kunstzinnige objecten. OBJECT Rotterdam 2026, Centrale Bibliotheek Rotterdam, 6 t/m 8 februari 2026, 11.00-18.00 uur. Website: www.objectrotterdam.com.

Samenstelling: Rob den Boer

Terug naar boven

 

Impressie

Onlangs bezocht ik Museum de Fundatie in Zwolle om de tentoonstelling: 'Thuis bij Ter Borch, kunstenaarsfamilie in Zwolle' te bekijken, die nog t/m 1 februari 2026 loopt. Na ruim 400 jaar keert een talentvolle kunstenaarsfamilie uit de zeventiende eeuw 'terug naar huis'. Zwolle viert deze mijlpaal met recht. Het is een pracht Hanzestad met een pracht museum. Lopend door de authentieke 17-eeuwse straatjes duikt plotsklap de schitterende zilveren koepel op onder de herfstige oktoberlucht.

Wat een thuiskomen bij deze familie ter Borch: alles is familie. Vader Gerard ter Borch de Oude, stimuleerde zijn vele kinderen in het ontwikkelen van hun creatieve talenten. Oudste zoon Gerard ter Borch de Jonge werd door zijn vader opgeleid tot schilder. Dat was een achtenswaardig beroep in de 17e eeuw. Door constant te schetsen, oefenen, concurreren, experimenteren en uitvinden leerden de kinderen Ter Borch veel van elkaar. Zowel Gerard ter Borch de Jonge als zijn halfzuster Gesina tekenden bijvoorbeeld een vrouw in een arreslee, getrokken door een paard, waarbij Gesina de arreslee in een groter tafereel plaatste. De tekening van Gesina is duidelijk een geïnspireerd door het werk van haar broer. Een prachtig voorbeeld van hoe de familieleden elkaar stimuleerden, waarbij hun vader deze schetsen voorzag van aantekeningen. Gelukkig is dankzij zorgvuldig archiveren door Gerard ter Borch de Oude en zijn dochter Gesina de artistieke ontwikkeling van deze talentvolle telgen bewaard gebleven.

Gesina stond vaak model voor haar broer Gerard, die een beroemde portretschilder werd. Gesina deed echter veel meer, zij vulde albums met vele tekeningen en gedichten waarin zij het tijdsbeeld in de 17e eeuw vastlegde. Onlangs dook een schilderij van haar hand op, een bijzondere vondst, juist omdat vrouwen toen zelden de kans kregen zich als kunstenaar te profileren. Helaas is haar werk nooit gepubliceerd, maar binnen de familie werd Gesina en haar talent gekoesterd. Vier eeuwen later blijkt haar invloed nog altijd actueel. Gesina heeft haar jongste broertje Moses, waarvan werd gezegd, dat hij de meest getalenteerde was, door zijn schitterende tekeningen en portretschetsen, in de familie levend gehouden. Moses Ter Borch wilde van jongs af aan in het leger. Zijn vader had graag gezien dat deze jongste oogappel kunstenaar was geworden. Helaas, Moses sneuvelde in het leger op 21-jarige leeftijd.

In een groot aantal werken van de Ter Borchs staat de stad Zwolle centraal, zoals gezichten op het marktplein en aan de grachten, in de Grote Kerk (thans: Academiehuis) en langs de stadsmuur. Al deze werken geven een uniek inkijkje in het leven in Zwolle in de 17e eeuw. Letterlijk en figuurlijk keert de familie Ter Borch nu terug in Zwolle, de stad waar de familie in de 17e eeuw haar creatieve ontwikkeling doormaakte. Waar Zwolle centraal staat op de werken van de familie, zijn de rollen nu omgedraaid en staat de familie centraal in de hele stad. Tegelijkertijd met de tentoonstelling in Museum de Fundatie is er een tentoonstelling over de sociale en professionele omstandigheden van de familie Ter Borch in de Grote Kerk te zien, georganiseerd door Stadsmuseum Anno en het Academiehuis. De jonge beeldend kunstenaar Jasper Abels studeerde in Zwolle en voelt zich verwant met Gesina Ter Borch. Zijn ontdekking van haar albums en gedichten leidde tot een dialoog tussen toen en nu.

Thuis bij Ter Borch - kunstenaarsfamilie in Zwolle, t/m 1 februari 2026, Museum de Fundatie, Zwolle. Website: www.museumdefundatie.nl.

Petra Adema-Nienhuis

Terug naar boven

Inhoud