Actueel
Wi Sranan: Over tradities en toekomst
In
Nederland, met name in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht,
wordt op verschillende manieren aandacht besteed aan de onafhankelijkheid
van Suriname. Op 25 november 2025 was dat precies een halve eeuw
geleden. Museum Cobra in Amstelveen wijdt er een tentoonstelling
aan onder de naam 'Wi Sranan' (Ons Suriname).
Door
Joke M. Nieuwenhuis Schrama
| Er
is veel te zien en te doen tijdens deze herdenking, met
als hoogtepunt de opening van het Suriname Museum op 25
november 2025, aan de Zeeburgerdijk in Amsterdam.
Gelijktijdig
is in het museum de expositie 'Meet Su, Meet us' van start
gegaan. Daarnaast is er muziek, theater, cinema en zijn
er festivals op diverse locaties in verschillende steden.
Kortom,
evenementen en manifestaties die een beeld geven van de
Surinaamse historie, samenleving, cultuur en kunst.
|
|
| |
Installatiefoto
Wi Sranan bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio. |
Ik
beperk me tot de expositie in het Cobra Museum, met werken van vierentwintig
kunstenaars, een kunstenaars-collectief uit Suriname en kunstenaars
uit de Surinaamse diaspora. De tentoonstelling is samengesteld door
gastcurator Noukhey Forster.
Srefidensi
Dey en CoBrA
Op de ruime bovenverdieping van het museum zijn installaties, schilderijen
en sculpturen te bekijken. Het thema 'Vrijheid' is de richtsnoer
of gids door de expositie heen, vanuit een aantal perspectieven.
Elk perspectief wordt ingeleid met een 'odo', een Surinaams spreekwoord
of gezegde. Deze odo's zijn diepgeworteld in de mondelinge tradities
van het land. Ze dragen eeuwenoude wijsheden over, van generatie
op generatie. De odo's nodigen je uit om de kunstwerken te bekijken
vanuit die collectieve kennis en de geschiedenis van de Surinaamse
culturen. Naar verluidt bestaan er meer dan 3300 Surinaamse spreekwoorden
en uitdrukkingen (odo's)...
Cobra
en Suriname
De samenstelling van de expositie sluit aan bij de geest van de
internationale CoBrA-beweging (= Copenhagen/Brussel/Amsterdam),
een avant-garde beweging die bestond van 1948 tot 1951 en brak met
academische regels. Voor Cobra gold absolute vrijheid als voorwaarde
voor de samenwerking tussen de leden, zoals een kruisbestuiving
tussen dichters en schilders. 'Wi Sranan' sluit aan bij de historische
uitwisseling tussen Cobra en Suriname. Cobrakunstenaars zoals Corneille
(1922-2010) lieten zich inspireren door de Surinaamse Tembe en de
Marroncultuur, terwijl Surinaamse kunstenaars als Erwin de Vries
(1929-2018), Soeki Irodikromo (1945-2020) en tijdgenoot Guillaume
Lo A-Njoe (1937) zich verdiepten in de experimentele geest van Cobra.
Hedendaagse kunstenaars zetten deze traditie voort, ieder vanuit
hun eigen creatief vermogen en perspectief.
Marrons
Een goed voorbeeld van die vrijheid is de geschiedenis van de Marrons,
een Afro-Surinaamse (tribale) bevolkingsgroep, die het was gelukt
de slavernij te ontvluchten en als eerste tot slaaf gemaakten de
vrijheid hervonden in de oerwouden van Suriname. Dat dit niet zonder
slag of stoot ging, verhaalt de geschiedenis. Die eersten waren
vrijheidsstrijders! Een belangrijk deel van de expositie is dan
ook gewijd aan Marron kunst, met name de Tembe Art, een kunstvorm
uit de Marroncultuur die zich uit in kleurrijke schilderkunst en
houtsnijwerk. Strijd, schoonheid en culturele vrijheid komen hierin
samen.
| .jpg)
|
Ook
wordt kunst getoond van authentieke inheemse Surinamers.
Dat zijn de oorspronkelijke bewoners, verschillende stammen
van Indianen die al duizenden jaren aan de kust en in de
binnenlanden leefden, vóórdat de Europeanen
daar rond 1600 aan land kwamen. Deze mensen leefden in harmonie
met de natuur door hun fundamentele kennis ervan en daarmee
in een oorspronkelijke biodiversiteit die nog niet aangetast
was. Zowel de Engelsen als de Nederlanders – Nederland
koloniseerde Suriname officieel in 1667 – ontgonnen
grote stukken land en maakten er een lappendeken van suikerplantages
en landbouw-complexen met andere uitheemse gewassen van.
|
Installatiefoto
Wi Sranan bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio. |
|
De kunst en cultuur van de oorspronkelijke bewoners heeft in de
tentoonstelling 'Wi Sranan' een prominente plaats, al wordt die
nog spaarzaam als kunstvorm gezien. Jonge kunstenaars tonen hun
werk dat hierdoor is geïnspireerd echter met trots. Waarom
ook niet, kunst en ambacht van de inheemse bevolking van Australië,
Afrika en de Amerika's heeft ook mondiaal bekendheid gekregen. Een
paar objecten licht ik hieronder uit.
Confrontatie
De installatie 'The Nene Rituals' van Kurt Nahar (1972) is een monument
ter nagedachtenis aan de 664 slachtoffers – tot slaaf gemaakten
– van de ramp met het slavenschip Leusden, dat in 1738 aan
de monding van de Marowijnerivier langzaam zonk. Het monument van
Nahar is een soort sanctuarium, een heilige ruimte waar plaats is
voor rouw om de tot zwijgen gebrachte stemmen van de verdronkenen
op te roepen en te eren.
Spiritualiteit,
gemeenschap en kunst
Het kunstenaarscollectief Totomboti wordt gevormd door Edje Doekoe,
Toya Saakie, Marjet Zwaans en Vinije Haabo. Hun bijdrage aan deze
expositie bestaat uit werken in de kunstvorm 'Saamaka Tembe', die
via hun Marron voorouders aan hen is overgedragen. Het collectief
haalt inspiratie uit de natuur, waaruit vormen en patronen terugkomen
in het houtsnijwerk. Ook spirituele verhalen afkomstig uit het Surinaamse
bos, waar natuur, gemeenschap en geestenwereld met elkaar zijn verweven,
leveren ideeën op.
Waardigheid
en innerlijke kracht
Het werk van de zusjes Kensmil (Natasja en Iris) haal ik nog weleens
door elkaar. In ieder geval is het Iris Kensmil (1970) die haar
bijdrage heeft geleverd aan 'Wi Sranan'. Zij heeft bijzondere portretten
geschilderd op thema's uit het zwarte activisme en de zwarte cultuur.
Waardigheid en innerlijke kracht is aan de geportretteerden Edgar
Cairo, Tonia Stieltjes en Zaïre Krieger te zien. Hun trotse
houding en indringende blik verbeelden hun zelfvertrouwen en hoop.
Daarmee geeft Kensmil deze denkers en activisten een plaats in de
geschiedenis, voor zover zij die nog niet hebben.
Excursie
naar …
| Kleurrijk
is het doek van Kenneth Flijders (1956). Het toont een vrolijk
tafereel uit een vervlogen (koloniale) tijd. De locomotief
met wagons in kleurige details vol met reizigers, doet denken
aan de Lawaspoorweg, aangelegd tussen 1903 en 1912 door
gouverneur Cornelis Lely, om de goudvelden langs de Sarakreek
en de Lawarivier te bereiken. De lijn die 172 km lang was
en naar het het dorp Dam liep, werd nooit verder verlengd
zoals de bedoeling was, door hoog opgelopen kosten en achterblijvende
goudopbrengsten. De spoorlijn werd in de jaren tachtig weer
ontmanteld. Het werk van Flijders verbindt geschiedenis,
herinneringen en de echo's van een vervlogen tijdperk. |
|
| Kurt
Nahar, 'The Nene Rituals', 2021, installatiefoto Wi Sranan
bij Museum Cobra. Foto: LNDWstudio.
|
'De
kunstenaars in Wi Sranan maken voelbaar hoe tradities kunnen transformeren,
hoe identiteit steeds opnieuw vorm krijgt, en hoe kunst ruimte schept
voor dialoog en verbeelding. Het is een eerbetoon aan Suriname én
een uitnodiging aan ons allemaal om opnieuw na te denken over gemeenschap
en toekomst', aldus Suzanne Wallinga, directeur Cobra Museum.
WI
SRANAN -ONS SURINAME- Surinaamse kunst in beweging, MUSEUM COBRA
Amstelveen, t/m 1 maart 2026. Verdere informatie: cobra-museum.nl.
Terug
naar boven
| Print dit artikel!
Coba
Ritsema, doorzetster in een mannenwereld
Na
vijfenzestig jaar krijgt de schilderes Coba Ritsema (1876-1961)
haar plaats terug als bekende, bewonderde en goed verkopende schilderes.
Het Frans Hals Museum in Haarlem heeft een tentoonstelling van haar
werk gemaakt, die tot maart 2026 duurt, 150 jaar na haar geboortedag.
Door
Peter van Dijk
| Sinds
haar overlijden in 1961 is Coba Ritsema in de vergetelheid
geraakt. Wie kent nog haar naam? Wellicht weet een enkeling
dat ze een van de Amsterdamse joffers was, een groep schilderende,
deftige dames, die wars was van nieuwe stijlen.
Het
werk van deze dames van rond de eeuwwisseling (1900), vooral
portretten en stillevens, werd beoordeeld als smaakvol,
voornaam en ouderwets.
De
Haarlemse tentoonstelling toont dat de kwalificaties 'voornaam'
en 'ouderwets' voor Coba Ritsema nergens op slaan. |
|
| |
Coba
Ritsema, 'Oog voor kleur', zaalzicht. Foto: Mike Bink. |
Ze maakte schilderijen in lichte harmonieuze kleuren van veelal
jonge vrouwen, meisjes, bloemen en fruit, verbeeldingen die stilte
en rust uitademen. De tentoonstelling heeft terecht de titel 'Oog
voor kleur' gekregen.
We
weten niet heel veel van Coba, volgens haar tijdgenoot en kunstcriticus
Henri van Calker 'mijdt ze de luidruchtigheid om in stilte de schoonheid
in haar te laten groeien'. (Van Calker, 'In het atelier
van de schilder', Amsterdam 1941, p.270-275) Ze schreef geen
dagboek, hield niet van recepties, niet van interviews en sloeg
vele uitnodigingen voor buitenlandse exposities af. De enkele interviewers
noemden haar een bescheiden persoon die niet graag over zichzelf
sprak. In een van haar laatste gesprekken met de toen fameuze Bibeb
van Vrij Nederland, in 1958, zei ze over haar onzekerheid: “Je
vond het nooit goed wat je maakte ….je tobde omdat je bang
was dat je geen talent had.” (Bron: resources.huygens.knaw.nl)
Kunstenaarsgezin
Uit haar biografische gegevens kunnen we echter opmaken dat ze volop
talent had, en ook geregeld lof kreeg toegezwaaid. Haar vriendin
en klasgenoot op de Amsterdamse Academie Lizzy Ansingh begon er
al vroeg mee: 'Het jongste kind van de klas is 17, hangend haar,
krullerig, niet lang. Ze heet Coba Ritsema. (….) We weten
allen: Co heeft talent'. (Cat. p. 16). Ook blijkt uit haar biografie
dat ze zeker geen doetje was, maar een doorzetter. Ze werd geboren
in een kunstenaarsgezin, moeder schilderde, vader was lithograaf,
drukker en kunsthandelaar. Coba was haar roepnaam, Jacoba Johanna
haar doopnaam. Ze
wist al vroeg dat ze schilder wilde worden. Haar ouders steunden
haar wens. Maar ze mocht niet, zoals haar broer Jacob, aan een buitenlandse
kunstacademie studeren. Wel mocht ze naar de Haarlemse HBS, waar
ze één van de eerste toegelaten meisjes werd. In de
vrije avonduren en in het weekend nam ze tekenlessen aan de Haarlemse
school voor kunstnijverheid. In 1893 werd ze toegelaten tot de prestigieuze
Amsterdamse Rijksacademie van beeldende kunsten, die als eerste
kunstopleiding vanaf de oprichting in 1871 vrouwelijke studenten
verwelkomde.
Als
opdracht voor zijn 'damesklas' gebruikte de leraar, prof. Nicolaas
van der Waay, het schilderij 'Las Meninas' (1656) van de Spaanse
schilder Velázquez. Op dit werk is het een druk gedoe rondom
het centrale meisje: zij krijgt attenties van vier andere meisjes,
een hond ligt aan haar voeten, achter haar staan bedienden en een
non, aan de muren schilderijen boven elkaar gehangen.
| 
|
De academieleerlingen mochten hun eigen meisjes en setting
bedenken. Coba schilderde 'Staand schoolmeisje in grijze
jurk' (1895, 65.5 x 50 cm.), een innemend schilderij van
een verlegen jong meisje, staand voor een stoel, met de
handen op haar buik gevouwen. Haar lange fluwelen jurk is
groengrijs, met pofmouwen, de achtergrond donkerrood. Ze
heeft een fijn geschilderde doorzichtige sjaal om haar hals.
Dit werk van Coba straalt verlegenheid en rust uit. Het
is schoonheid in eenvoud. Ze was negentien jaar toen ze
deze voorstelling schilderde. Dit werk toont als het ware
haar eigen karakter. Tegenwoordig is dit schilderij eigendom
van Teylers Museum, buurman van het Frans Hals. |
Coba
Ritsema, 'Liggende vrouw op een bank', ca. 1900-1910, particuliere
collectie. |
|
Bloemenmarkt
Aan het eind van de eeuw betrok ze een atelier aan de Amsterdamse
Singel 512, midden op de bloemenmarkt. Wellicht onder invloed van
de kleuren op de markt, omringde ze zich met fleurige stoffen, schitterende
boeketten, tapijten, boekenkasten en ettelijke schildersezels met
werk in uitvoering. Kleur alom. Aan de muur hingen reproducties
van Velázquez, Rafaël, Ingres en later Cézanne,
Manet, Picasso. Ze zou hier zestig jaar werken, maar bleef wonen
in Haarlem. Iedere dag forensde ze met de trein, tot ze in 1937
verhuisde naar de Amsterdamse Euterpestraat 104 (tegenwoordig Gerrit
van der Veenstraat).
In
dit atelier, hoog boven de bloemenmarkt, schilderde ze een oeuvre
in prachtige, kalme kleuren, vooral van meisjes en vrouwen in weelderige
gewaden, vaak op de rug gezien, stillevens en bloemstukken. Mannen
heeft ze nooit geschilderd, althans op de tentoonstelling in het
Frans Hals is er niet één te zien. Een mooi werk is
'Liggende vrouw op een bank' (1910). Een jonge vrouw in een wit
gewaad ligt op een bank, met haar voeten op de grond. De deken waarop
ze ligt, valt op door de breekbare turquoise kleur. Het kussen is
okerkleurig. Op de vloer een kleed, dat geen kleed is maar een verzameling
van losse kleurvlekken die mooi in balans zijn. Duidelijk invloed
van het impressionisme.
Een
ander voorbeeld van volmaakte rust en stilte, ook dankzij de compositie,
is 'Atelier' (1900). Een meisje, op de rug gezien, zittend in een
donkergroene schaarstoel, is verdiept in het bestuderen van een
zwarte lap stof op haar schoot. Ze draagt een witte onderjurk en
een niet geheel dichtgeknoopt lijfje. Ze zit er gewoon, ze poseert
niet, ze is verdiept in haar eigen wereld. Op een tafeltje staat
een kruik met drie roze bloemen. Naast haar, aan de muur, een kamerhoog
kleed, van dezelfde breekbare turquoise kleur als het kleed van
de liggende vrouw. Niets spectaculairs, gewoon een intieme scene.
Portretist
Ritsema was een begenadigd portrettist, ze kon snel een gemoedstoestand
treffen, ondeugendheid, verlegenheid, uitdagendheid, zoals van de
jonge meisjes uit de buurt, die ze vroeg te poseren. Maar ze kon
ook heel realistisch een gezicht tekenen, zoals dat van haar vriendin
Nelly Bodenstein, een van de zeven Amsterdamse joffers en een bekend
illustrator van jeugdboeken. Ze maakte een pastel van Nelly, in
een zwart jasje, witte kanten blouse, met een zwarte hoed op. Op
de hoed roze bloemachtige doorschijnende linten.
| Nelly
was een zelfbewuste mooie vrouw, dat is aan haar regelmatige
trekken en felle oogopslag te zien. Foto's op de tentoonstelling
bevestigen deze indruk. 'De mooie Nel', werd ze genoemd.
Male
gaze
Coba Ritsema had veel succes, ze won prijzen, exposeerde
af en toe op buitenlandse beurzen en exposities, verkocht
goed. Ze kreeg gunstige recensies, die vaak opvielen door
hun 'male gaze' of seksistische toon. Criticus Van Eikeren
schreef in 1935: 'Hoe charmant haar werk ook is en hoeveel
vrouwelijks het ook weer heeft, het kon in zijn krachtige
opzet door een man gedaan zijn'. (Cat. p. 73). En de eerder
genoemde Van Calker stelde in 1941 dat Ritsema's 'vrouwelijke
zin voor praal en gratie van fraaie stoffen en kleuren wordt
ondersteund door mannelijke voordracht in den vorm en schildering'.
(Cat. p. 73) Van Calker schreef ook over een 'zwierigen
en toch vasten streek, zulk een mannelijke breedheid van
toets, zulk een schitterend coloriet' (p. 74). Kasper Niehaus
maakte het wel erg bont in zijn verzamelwerk 'Levende Nederlandsche
kunst' (1942). Hij vond haar werk zo zuiver en goed, 'dat
men zou zeggen dat haar werk het werk van een man was'.
(p. 74) Bij mij is deze gedachte tijdens mijn rondgang in
Haarlem niet opgekomen. Maar uiteraard: iedereen is een
kind van zijn tijd. |
|
| Coba
Ritsema, 'Atelier zittend meisje', ongedateerd, Kunstmuseum
Den Haag. |
Wat
ik vooral 'stoer en mannelijk' aan Coba Ritsema vind, is dat zij
als vrouw, ondanks het seksisme van haar tijd, - ze mocht niet alleen
reizen, niet in het buitenland studeren, de naaktklassen niet volgen,
niet tekenen in Artis, geen baantjes in verenigingen aannemen -,
een doorzetter was en ons als schilder een waardevol oeuvre heeft
nagelaten.
Coba
Ritsema, Oog voor kleur, t/m 1 maart 2026, Frans Hals Museum, Groot
Heiligland 62, Haarlem. Website: franshalsmuseum.nl.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
Glas:
Het Materiaal van Moderniteit en Kwetsbaarheid
Glas is het materiaal dat onze moderne tijd misschien wel het scherpst
karakteriseert. Het is overal aanwezig en tegelijk bijna afwezig.
We raken het voortdurend aan, kijken erdoorheen, maar vergeten te
kijken náár het materiaal zelf. Juist die onzichtbare
aanwezigheid maakt glas tot een fascinerend element: het functioneert
als interface, als grens, als filter, als dragende structuur én
als metafoor voor wie wij zijn in een tijdperk van permanente zichtbaarheid.
Door Han de Kluijver
| Glas
omhult de bebouwing in onze steden, vormt de huid van gebouwen
en bepaalt hoe licht onze leefwereld binnenkomt. Maar het
is meer dan een bouwstof: het is een paradox. Glas is sterk
en fragiel tegelijk, helder en vervormend, democratisch en
elitair. Het belichaamt de spanning van een cultuur die wil
tonen en wil beschermen, die helderheid nastreeft maar tegelijk
bang is voor wat zichtbaar wordt. Waar staal stabiliteit belooft
en beton massa vertegenwoordigt, maakt glas de ambiguïteit
van onze tijd voelbaar. Het is het materiaal waarin de tegenstrijdigheden
van onze samenleving worden geconcentreerd: het verlangen
om gezien te worden én de angst om bekeken te worden. |
|
| |
Architecten
zoals Mies van der Rohe en Bruno Taut zagen glas als de drager
van een nieuwe wereld: eerlijk, open, zonder geheimen. Abu
Dhabi 2009. foto: Han de Kluijver. |
Die
paradox strekt zich uit tot het psychologische domein. De glazen architecturen
waarin we ons bewegen hebben een innerlijke echo: de verwachting dat
alles transparant, deelbaar en toegankelijk moet zijn. Glas laat niet
alleen licht door — het licht dóét ook iets. Het
elimineert schaduw, nuance, omweg en geheim. In een volledig transparante
ruimte is intimiteit nooit vanzelfsprekend; ze staat altijd onder
supervisie. Je voelt je beschermd door een stevig materiaal, maar
dat materiaal onthult tegelijkertijd alles wat het omsluit. Daarom
is glas in onze tijd meer dan een architectonisch fenomeen: het is
een psychologisch symbool voor een samenleving die mysterie wantrouwt.
Die gedachte resoneert met oudere verhalen over glas, zoals Cervantes’
'El licenciado Vidriera' (ca. 1613). Tomás Rodaja, de briljante
jurist die gelooft volledig van glas te zijn, leeft in constante angst
om te breken. Zijn waan is een spiegel voor onze hedendaagse kwetsbaarheid:
hoe zichtbaar kan een mens zijn voordat zichtbaarheid een bedreiging
wordt? Zijn lichaam van glas is een metafoor voor onze digitale identiteiten
— permanent openbaar, permanent traceerbaar, permanent op het
punt van splinteren. In hem herkennen we de spanning die wij dagelijks
ervaren: de wens om transparant en begrijpelijk te zijn, en de gelijktijdige
behoefte aan bescherming, aan ondoorzichtigheid, aan het recht om
even niet gezien te worden.
Kunstenaars die Glas Laten Spreken
Ook in de kunst wordt glas ingezet om die spanning bloot te leggen.
Kunstenaars als Dan Graham (1942–2022), Roni Horn (1955), Mona
Hatoum (1952) en Josiah McElheny (1966) laten zien dat glas nooit
neutraal is. Het manipuleert reflectie, ontregelt ruimte en stelt
vragen over waarneming en macht. Graham’s paviljoenen maken
de toeschouwer bewust van zijn eigen positie: wie kijkt, wordt bekeken;
wie gezien wordt, ziet zichzelf opnieuw. Horns massieve glazen sculpturen,
die solide lijken maar vloeibaar ogen, dwingen tot traag kijken en
tot twijfel. Hatoum gebruikt glas als bedreiging, scherven, scherpe
randen, instabiele structuren, en ondermijnt daarmee de modernistische
belofte van helderheid. McElheny speelt met de utopie van transparantie
in modernistische architectuur en laat zien hoe glas zowel openheid
als ideologie kan belichamen.
| 
|
Bij
deze kunstenaars verschuift de betekenis van glas van belofte
naar vraagteken, van transparantie naar conditionele zichtbaarheid.
Glas
is niet langer het symbool van een optimistische toekomst;
het is het materiaal waarmee we reflecteren op onze kwetsbaarheid.
Het
dwingt ons te erkennen dat helderheid altijd gepaard gaat
met vervorming, dat licht altijd een prijs heeft, dat transparantie
nooit zonder machtsrelaties bestaat.
|
Een
zwevend geblazen glasskelet in Musverre, lengte 1.75 cm, van
Philippe Beaufils dat de rol en de fysieke plaats van de mens
in de wereld in twijfel trekt. Foto: Han de Kuijver, aug 2025. |
|
In
een tijdperk dat zichzelf definieert via schermen, interfaces en gegevensstromen
ontstaat een groeiend verlangen naar opaciteit (maatstaf voor de hoeveel
licht dat door een materiaal schijnt), naar wat niet meewerkt, niet
doorlaat, niet toont. Opaciteit is geen afwijzing van helderheid,
maar een pleidooi voor complexiteit. Het is het recht om niet volledig
verklaard te hoeven worden, om niet volledig zichtbaar te zijn, om
een binnenkant te behouden die niet door glas heen gelezen kan worden.
Misschien toont glas ons daarom het beste wie we zijn. We willen gezien
worden, maar niet altijd; we verlangen naar helderheid, maar ook naar
geheimzinnigheid; we omarmen transparantie, maar weten dat elke transparantie
een constructie is. Wie naar glas kijkt, kijkt niet naar een neutraal
materiaal, maar naar een spiegel van de menselijke conditie. Het is
het materiaal van onze moderne tijd, maar evenzeer de metafoor van
onze kwetsbaarheid.
Een Materiaal vol Betekenis voor Makers
Voor kunstenaars die vandaag met glas werken, verschuift het materiaal
van een louter esthetische keuze naar een conceptueel uitgangspunt.
In een tijd waarin glas alomtegenwoordig is, als scherm, als façade,
als instrument van zichtbaarheid, wordt het medium zelf beladen met
betekenissen die nauwelijks te vermijden zijn. Voor hedendaagse makers
opent dat vragen die zowel technisch als sociaal en psychologisch
van aard zijn.
Wie met glas werkt, werkt onvermijdelijk met zichtbaarheid: wat wordt
getoond, wat blijft verborgen, wat wordt gereflecteerd, wat wordt
gemanipuleerd? Een glazen object is nooit slechts een object; er is
altijd een relatie. Het object plaatst de toeschouwer in een specifieke
positie, confronteert hem met zijn eigen spiegelbeeld, zijn eigen
nabijheid, zijn eigen manier van kijken. Het materiaal nodigt uit
tot participatie, maar stelt tegelijk grenzen: glas onthult, maar
laat nooit alles zien. Voor kunstenaars kan dat een manier zijn om
de kijker medeverantwoordelijk te maken voor de betekenis van het
werk. Daarnaast
dwingt glas tot nadenken over kwetsbaarheid. Wie het materiaal hanteert,
ervaart onmiddellijk de spanning tussen breekbaarheid en weerstand,
tussen perfectie en het risico van falen. Dat maakt glas geschikt
voor kunstenaars die willen werken rond thema’s als lichamelijkheid,
identiteit, psychische druk, veiligheid en controle. De fysische eigenschappen
van glas, spanning, temperatuurgevoeligheid, transparantie, reflectie,
fungeren als metaforen nog vóór het werk inhoudelijk
wordt geduid.
| Technisch
gezien is glas een materiële uitdaging: het vereist vakmanschap,
geduld en een bereidheid om het toeval toe te laten. Elke
glasbewerking, blazen, smelten, slijpen, gieten, bevat een
moment van onvoorspelbaarheid.
Die
oncontroleerbaarheid kan bewust worden ingezet: het uiteenvallen
van structuren, de spanning in een glasplaat en de imperfecties
in een gegoten vorm, kunnen de betekenis van het werk juist
versterken.
Voor
kunstenaars die zich richten op maatschappelijke of politieke
thema’s opent glas nieuwe perspectieven. |
|
| |
Two
Adjacent Pavilions. Dan Graham’s paviljoenen maken de
toeschouwer bewust van zijn eigen positie: wie kijkt, wordt
bekeken; wie gezien wordt, ziet zichzelf opnieuw. Foto: Piet
Augustijn. |
Het
kan worden gebruikt om mechanismen van toezicht, transparantie-ideologie,
digitale zichtbaarheid en machtsstructuren zichtbaar te maken. Een
glazen wand kan een grens zijn; een raam een filter; een spiegeling
een misleiding. Door glas in installaties, performances of architecturale
interventies te betrekken, wordt de toeschouwer letterlijk in de structuur
van zien, macht en kwetsbaarheid geplaatst. Maar
glas kan ook een tegengebaar zijn: een herstel van mysterie. Makers
kunnen spelen met opaciteit, vervorming, filtering, belichting of
gelaagdheid, om te suggereren dat zichtbaarheid niet alles is, dat
er betekenis schuilt in wat niet getoond wordt. In een cultuur die
alles zichtbaar wil maken, kan glas worden ingezet om intieme zones
en begrippen als schaduw, omweg en geheim te herwaarderen.
Voor kunstenaars betekent dit dat glas niet alleen een materiaal is,
maar een denkkader. Wie met glas werkt, werkt met een taal die onze
tijd diepgaand beïnvloedt. Door zich bewust te verhouden tot
de symbolische lading van het materiaal, kunnen kunstenaars nieuwe
ervaringen van kijken en gezien worden creëren, ervaringen die
reflecteren op onze gedeelde kwetsbaarheid en onze hunkering naar
zowel helderheid als beschutting. Glas maakt het onzichtbare voelbaar,
geeft vorm aan ambivalentie en laat de fragiliteit van de menselijke
conditie oplichten in elk breekbaar oppervlak.
Het moment van terugkijken
Glas heeft ons tijdperk gevormd, maar het begint ons ook te bevragen.
Terwijl we steeds meer leven in een wereld van interfaces, reflecties
en zichtbaarheid, wordt duidelijk dat glas, zoals in de vorige alinea
al opgemerkt, niet alleen een materiaal is, maar ook een toetssteen.
Het materiaal stelt ons de ongemakkelijke vraag waar onze grenzen
liggen: hoeveel licht kunnen we verdragen en hoeveel transparantie
kunnen we tolereren zonder ons ongemakkelijk te voelen? Misschien
is dat de ware betekenis van glas: niet dat het helder is, maar dat
het twijfel zichtbaar maakt. Glas onthult wat we liever zouden verhullen,
vervormt wat we zeker dachten te weten en confronteert ons met onze
eigen contouren. Het nodigt uit tot kijken — en verplicht ons
om terug te kijken naar onszelf.
|

|
We
staan aan de vooravond van een tijd waarin zichtbaarheid
steeds minder vrijblijvend wordt. Transparantie is niet
langer een ideaal, maar een eis; niet langer een belofte
van openheid, maar een instrument van controle. In een wereld
die wordt gekenmerkt door permanente dreiging, digitale
surveillance en geopolitieke spanning, verandert kijken
in een machtsrelatie. Wie zichtbaar is, is kwetsbaar —
en wie kwetsbaar is, wordt bestuurbaar.
Daarom
is de vraag niet langer óf we transparant willen
zijn, maar onder welke voorwaarden. Niet óf we zichtbaar
zijn, maar hoe we onze eigen breekbaarheid beschermen. Het
verlangen naar opaciteit, naar een plek die niet doorzichtig
hoeft te zijn, is geen zwakte maar een nieuwe vorm van kracht.
Glas
is het materiaal waarmee men in de moderne tijd de droom
van openheid bouwde. Nu leren we ermee leven als met een
spiegel die terugkijkt, een oppervlak dat ons aan onze grenzen
herinnert. In die zin is glas niet alleen een venster op
de wereld, maar een waarschuwing: dat wat ons licht geeft,
kan ons ook scherp tekenen; dat wat ons beschermt, kan ons
ook blootstellen. Wie door glas naar buiten kijkt, ziet
de wereld. Wie naar glas zélf kijkt, ziet iets anders:
de kwetsbare mens die midden in die wereld staat.
|
|
Han de
Kluijver, 'Een veilige plek', geblazen glas 25 x 25 x15. Glas
is niet langer het symbool van een optimistische toekomst;
het is het materiaal waarmee we reflecteren op onze kwetsbaarheid.
Het dwingt ons te erkennen dat helderheid altijd gepaard gaat
met vervorming, dat licht altijd een prijs heeft, dat transparantie
nooit zonder machtsrelaties bestaat. Foto: Paul Niessen.
|
|
Han de Kluijver
is architect bna bni bnsp.
Terug
naar boven
| Print dit artikel!
Van
Rembrandt tot stripcultuur
De
achtendertigste PAN is weer voorbij. Vooral in de laatste jaren dat
ik deze hoogwaardige beurs bezocht, veranderde er iedere keer wel
iets, ook vanwege het feit dat deze beurs niet meer onder dezelfde
'hoed' als TEFAF Maastricht wordt georganiseerd. Een terugblik.
Door
Joke M. Nieuwenhuis Schrama
| PAN
blijft evenwel de eigentijdse allure behouden die de beurs
altijd kenmerkte en ook weer in deze 2025-editie laat zien.
De allereerste editie was in 1987, in de vorm van een nationale
(c.q. Amsterdamse) kunst- en antiekbeurs, 'Pictura Antiquairs
Nationale', opgericht door zes antiquairs en kunsthandelaren.
De beurs werd daarna gezien als de kleinere nationale pendant
van TEFAF Maastricht, die in 1988 als internationale beurs
startte. Ondanks dat 'nationale' wordt de PAN-beursvloer nu
hier en daar ook bevolkt door galeries uit België, Frankrijk,
Engeland, Italië.
Eclectisch
Het campagnebeeld voor deze PAN-editie is ontworpen door Splinter
Chabot (1996), tevens ambassadeur van deze PAN-editie. Het
ontwerp ziet eruit als een gestileerd interieurdoorkijkje,
dat eindigt in het luchtledige. Voor de ontwerper is het een
doolhof dat je naar andere werelden leidt: '(...) vol inspiratie,
dromen, hoop en nieuwe ideeën. Het is misschien wel het
enige doolhof waarin je graag blijft verdwalen'.
Het
ontwerp kwam voor sommige bezoekers daadwerkelijk als een
doolhof over, maar je zou het ook eclectisch kunnen noemen
en dat past wel bij de stad Amsterdam. Hier en daar werd ook
gerefereerd aan de 750ste verjaardag van de hoofdstad.
|
|
| |
PAN
2025. Foto: Almicheal Fraay. |
Er was
geen verdeling in secties op PAN-2025, iconen werden aangeboden naast
een galerie met horloges en antiquiteiten, tegenover een stand met
contemporaine kunst en zo waren er nog meer contrasten. De plattegrond
is altijd een goede gids voor de bezoeker die gerichter wil kijken
en gezien de inrichting van het beursoppervlak met de strategisch
opgestelde horeca-eilanden, was het parcours zeker overzichtelijk.
Panopticum
Een kleine greep uit zowel nieuwkomers als getrouwen op de beurs,
met zeldzaamheden, curiositeiten, nieuwigheden en klassiekers. De
jonge generatie van de gerenommeerde Galerie Kugel uit Parijs, Jonathan
Kugel, staat voor de tweede keer op de PAN met een presentatie die
wel enigszins paste in de periode van Halloween. De kleine beelden
die de highlights vormen in de stand, zijn gemaakt door Nathalie Latour.
Het zijn uit was en pigment (ceroplastic) vervaardigde sculpturen
volgens een Italiaanse 18e-eeuwse techniek, die intussen in de vergetelheid
is geraakt. Latour heeft er een hedendaagse twist aangegeven. De kunstenares
heeft een artsenopleiding gevolgd en bezit daarom een gedegen kennis
van de anatomie en fysiologie van de mens. Ragfijn zijn deze beeldjes
gemaakt die (onsterfelijke) Bijbelse of mythische figuren voorstellen,
het materiaal lijkt op ivoor of albast. Wel in nogal wat macabere
uitvoeringen zien de beeldjes eruit als een cross-over van wetenschap
en kunst, een mini-panopticum (wassenbeeldenmuseum). Meer informatie:
www.jonathanfkugel.com.
Stripcultuur
Comic arts Masters is een Nederlandse galerie. Eigenaar Edwin Jansen
heeft genoeg ambitie om de stripkunst in Nederland wat meer te promoten
en wellicht op hetzelfde niveau te brengen zoals bij de zuiderburen
en in Frankrijk. Bij de Fransen staat de stripcultuur nu eenmaal veel
hoger in het vaandel dan bij ons en wordt daar zelfs de 'negende kunst'
genoemd. De galerie verkoopt onder meer originele covertekeningen
van striptekenaars, zoals die van Joost Swarte, Peter van Dongen en
rechtbanktekenaars, zoals Aloys Oosterwijk, om maar een heel kleine
greep eruit te nemen. Meer informatie: www.comicartmasters.com.
Rembrandt
Douwes Fine Art bood een zeldzame koperen etsplaat van Rembrandt aan
en toonde het als 'highlight'. Daaromheen kleinere etsen gehangen
met diverse taferelen of portretten van de meester-graficus. Dit als
een soort ode aan Rembrandt (1606-1669) in dit jubileumjaar van de
stad, waar hij ooit furore maakte, maar ook verarmde. Bij Douwes kon
je weer eens goed zien wat een onnavolgbare kunstenaar (tekenaar/etser)
Rembrandt was. Meer informatie: www.douwesfineart.com.
| 
|
Pyamarama
In de galerie van Hidde van Seggelen in Hamburg was onder
meer Klaas Kloosterboer (1959) vertegenwoordigd. In deze PAN-stand
was zijn gigapyjama op een hanger aan het plafond bevestigd,
die ontegenzeggelijk een blikvanger was. De pyjama was in
licht transparante witte stof uitgevoerd, echt ambachtelijk
werk op zo'n formaat, eerst het patroon tekenen, dan knippen
en vervolgens alles in elkaar stikken. Ook toonde de galerie
werk van Wim T. Schippers (1942), met zijn eigenzinnige creaties.
Meer informatie: hiddevanseggelen.com.
|
PAN
2025. Foto: Almicheal Fraay. |
|
Courir
le Jardin
PAN bood ook een podium aan
het Kröller-Müller museum, dat in 2027 gaat uitbreiden.
De werkzaamheden zullen naar verwachting in 2031 gereed zijn. In de
stand werd de aankoop van Jeroen Jongeleen (1967) getoond, een geestige
video gemaakt in 2022 waarin de kunstenaar gedurende een kwartier
rondjes loopt op het (deels bevroren!) 'Jardin d'email' van Jean Dubuffet.
De opnames zijn gemaakt vanuit een drone, zodat Jongeleen eruit ziet
als een insect. Meer informatie: krollermuller.nl/jeroen-jongeleen.
Er was weer een
mooi aanbod met diverse kunstvormen en kunstvoorwerpen te zien in
deze editie van PAN!
De
PAN – kunst-, antiek- en designbeurs 2025 was van 2 t/m 9 november
2025 te bezoeken in de Amsterdam RAI. Volgende PAN is van 1 t/m 8
november 2026. Meer informatie: www.pan.nl.
Terug
naar boven
| Print dit artikel!
Kunst
als motor voor erfgoedbehoud
In het Nederlandse culturele landschap spelen beeldentuinen een bijzondere
rol, zeker in een tijd van digitalisering en maatschappelijke versnelling.
Beeldentuin
Ravensteyn is
hier een mooi voorbeeld van.
Door
Han de Kluijver
| In
een beeldentuin ervaart de bezoeker niet alleen kunst, maar
ook ruimte, licht, wind en seizoenen. De schaal van een sculptuur
wordt voelbaar, het landschap fungeert als medespeler. Beeldentuinen
bewegen zich daarmee in een spanningsveld tussen museale professionaliteit,
particulier initiatief, landschapskunst en erfgoedbehoud.
Een
uitgesproken voorbeeld is Beeldentuin Ravesteyn in Heenvliet.
Op het middeleeuwse landgoed rondom de Ruïne Ravesteyn
vindt jaarlijks een kunstmanifestatie plaats, waar hedendaagse
sculptuur, natuur en erfgoed elkaar ontmoeten. Van 8 t/m 31
mei 2026 is er voor de 31e keer een grote verscheidenheid
aan kunst te zien. Achtentwintig kunstenaars presenteren samen
ruim tweehonderd werken in uiteenlopende materialen, variërend
van brons, cortenstaal, roestvast staal, keramiek en natuursteen
tot glas en hybride materialen.
Een hybride model: kunst als erfgoedstrategie
Waar museale beeldentuinen doorgaans voortkomen uit collecties
of een institutionele opdracht, kent Beeldentuin Ravesteyn
een andere organisatiestructuur. De tuin vervult een duale
functie: het presenteren van hedendaagse kunst én het
financieel ondersteunen en zichtbaar maken van het erfgoed
van de ruïne. De opbrengst van de kaartverkoop en een
percentage van de kunstverkoop vloeien direct terug naar het
behoud van het historische terrein. Deze hybride aanpak—kunst
als motor voor erfgoedbehoud—sluit aan bij beleidsmatige
ontwikkelingen van gemeente Nissewaard en het provinciaal
beleid van Zuid-Holland, waarmee dit soort initiatieven worden
gestimuleerd.
|
|
| Bij
de foto rechtsboven: Hans Janssen smelt glas
in keramische mallen. In beeldentuinen wordt glas
vaak gebruikt als onverwacht, fragiel element in een
organisch landschap. Het materiaal confronteert de
bezoeker met het tijdelijke en kwetsbare, het contrast
tussen natuur en cultuur. In zulke contexten versterkt
glas de ervaring van openheid: het weerspiegelt de
lucht, het vangt licht, het verdwijnt in de omgeving. |
|
| Hans
Janssen, 'Sobek', steengoed, gegoten glas en expoxy,
hoogte 200 cm foto: Hans Janssen (1952). |
|
Artistieke
breedte en curatoriêle uitdagingen
In tegenstelling tot beeldentuinen met permanente presentaties, is
Ravesteyn slechts drie weken per jaar geopend. Die korte programmeringscyclus
brengt zowel kansen als uitdagingen met zich mee voor curatie, publieksopbouw
en kunstenaarsselectie. De
beperkte duur creëert een jaarlijks ritueel: bezoekers keren
terug om te ontdekken 'wat de tuin dit jaar brengt'. Tegelijk biedt
deze tijdelijkheid curatoren en kunstenaars de mogelijkheid om te
experimenteren met werken die niet ontworpen zijn voor langdurige
buitenexpositie. Juist de vergankelijkheid kan inhoudelijk betekenisvol
worden, en toont hoe kunstpresentatie buiten institutionele kaders
nieuwe vormen van relevantie kan aannemen.
Dit jaar omvat het aanbod onder meer glazen sculpturen van Frank Biemans,
Luna Cordaro, Hans Janssen, Sacha Brienesse en Paul Funcken; vilten
installaties van Laura Grimm en werken van onder andere Herman Lamers;
totems van Gijs van Poucke; keramiek van Nicky Murphy, Karel Sterk,
Lieke Smits; stenen beelden van Ties Mulder; houten sculpturen van
Martin Klopstra en Louis Niënhuis; cortenstalen beelden van Kim
Kenyon, Rainer Ern en schrootbeelden van Jan Verschueren.
| 
|
Beeldentuinen
als plekken van aandacht
De rol van beeldentuinen is in de afgelopen decennia verschoven:
van pure tentoonstellingslocaties naar plekken waar kunst,
natuur, rust, reflectie en ontmoeting samenkomen. Terwijl
musea en digitale platforms blijven innoveren, groeit de
behoefte aan fysieke, ruimtelijke en zintuiglijke kunstervaringen;
ervaringen die zich niet laten reproduceren op een scherm.
Het contact met materiaal, schaal en plaats vraagt om een
vorm van aandacht die in onze tijd steeds zeldzamer is:
rust!
Precies
die vertraging maakt beeldentuinen, zoals Ravesteyn, tot
waardevolle culturele ruimtes. Ze tonen niet alleen kunst,
maar ook de wisselwerking tussen creatie, landschap en erfgoed.
En in Heenvliet blijkt hoe die wisselwerking een duurzaam
model kan vormen voor het behoud van cultureel erfgoed.
|
Herman
Lamers, 'Melancholica', 300 x 200 x 200 cm, polyester met
coating van blauw glas deeltjes. Foto: Herman Lamers (1954). |
|
Beeldentuin
Ravensteyn 2026, 8 mei t/m 31 mei 2026, open: do.-zo. 12.00 tot 17.00
uur. Meer informatie: www.ruine-ravesteyn.nl.
Han de Kluijver
is architect bna bni bnsp.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
Korte
berichten
Wie
de storm wil trotseren, moet haar oog binnenstappen – terugkomen
tot de kern, de plek waar stilte heerst en helderheid ontstaat. Dat
is precies wat de collectietentoonstelling Stilte in de storm
in Museum Voorlinden biedt: een moment van bezinning in een wervelende
wereld. In de tentoonstelling tonen kunstenaars als Anish Kapoor,
Marina Abramovic, Massimo Bartolini en Arturo Hernández Alcázar
dat stilte een bron van kracht is en een zacht, standvastig antwoord
kan bieden op de storm die ons omringt. Stap in de schoenen van Marina
Abramovic en ervaar haar methode en word onderdeel van deze tentoonstelling!
Met een zorgvuldige selectie uit de eigen collectie stippelt Voorlinden
in 'Stilte in de storm' een route uit die leidt tot meer verbinding:
met jezelf, met de ander, met wat werkelijk van waarde is. Er is werk
te zien van Arturo Hernández Alcázar, Massimo Bartolini,
Philip Vermeulen, Anish Kapoor, het kunstenaarsduo Elmgreen &
Dragset, Arcangelo Sassolino, Pedro Cabrita Reis, Robert Longo, D.D.
Trans, Olafur Eliasson, Lee Bae, Robert Zandvliet, Subodh Gupta, Jannis
Kounellis en Josiah McElheny. In de bijbehorende tentoonstellingscatalogus
wordt de stilte verder uitgediept met bijdragen van de Koreaans-Duitse
filosoof en schrijver Byung-Chul Han en de Vlaamse cultuurjournalist
en stilte-expert Virginie Platteau en gedichten van Peter Verhelst.
Stilte in de storm, t/m 23 augustus 2026, Voorlinden museum &
gardens, Wassenaar. Website: www.voorlinden.nl.
In Brutus
Art Space in Rotterdam is de tentoonstelling Fear of Falling
van Carlijn Kingma te zien. De wooncrisis geldt als hét maatschappelijke
en politieke probleem van deze tijd. In een grote, extreem gedetailleerde
tekening met als titel 'De machinerie van de volkshuisvesting' brengt
Carlijn Kingma in beeld wie de spelers zijn, welke mechanismen er
op de achtergrond werken en aan welke knoppen gedraaid kan worden.
Dit nieuwe werk vormt het hart van de tentoonstelling 'Fear of Falling'
in Brutus Art Space in Rotterdam. Er zijn verschillende factoren aan
te wijzen die de wooncrisis hebben veroorzaakt of verergerd. 'Fear
of Falling' omvat meerdere werken die structuren van onze samenleving
blootleggen, waaronder 'Het waterwerk van ons geld' (2022). Speciaal
voor Brutus maakte Kingma nieuwe kleinere tekeningen die inzoomen
op thema's uit dit project en actuele spanningen tonen, van zorginstellingen
tot preppers. Kingma presenteert een nieuwe kaart die het systeem
van beleidsmakers, banken, beleggers en corporaties toont. In Brutus
is een voorproef te zien. Het werk ontstond met o.a. Provincie Zuid-Holland,
VRO, Triodos Bank, BNG, MRA, Squarewise en DGBC en is gebaseerd op
120 interviews; de bevindingen komen samen in één grote
tekening die het systeem tot in detail analyseert. Fear of Falling,
4 januari t/m 8 maart 2026, Brutus Art Space, Rotterdam. Website:
www.brutus.nl.
Designbeurs
OBJECT Rotterdam is van 6 t/m 8 februari 2026 te
gast in het iconische gebouw van de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat,
dat leegstaat, in afwachting van een grootschalige renovatie. Deze
situatie maakt het mogelijk dat bezoekers van OBJECT nog één
keer door het oude bibliotheekgebouw kunnen dwalen; ditmaal zonder
boeken, want die zijn al verhuisd. Tijdens OBJECT tonen rond de honderdvijftig
vormgevers en kunstenaars jaarlijks hun nieuwste creaties op een bijzondere
locatie in Rotterdam. Van Las Palmas en De Rotterdam tot de iconische
Euromast, het SS Rotterdam, HAKA-gebouw en afgelopen editie in AIR
de voormalige V&D. Met haar komst naar de Centrale Bibliotheek
belooft het opnieuw een verrassende beurs te worden. Tientallen ontwerpers
hebben zich al aangemeld, van jonge talenten tot gevestigde namen,
opkomende design labels en bekende meubelmerken. Zij brengen de centrale
verdiepingen van het gebouw weer even tot leven met een keur aan interieurproducten,
textiele ontwerpen, lichtkunstwerken en kunstzinnige objecten. OBJECT
Rotterdam 2026, Centrale Bibliotheek Rotterdam, 6 t/m 8 februari 2026,
11.00-18.00 uur. Website: www.objectrotterdam.com.
Samenstelling:
Rob den Boer
Terug
naar boven
Impressie
Onlangs
bezocht ik Museum de Fundatie in Zwolle om de tentoonstelling: 'Thuis
bij Ter Borch, kunstenaarsfamilie in Zwolle' te bekijken,
die nog t/m 1 februari 2026 loopt. Na ruim 400 jaar keert een talentvolle
kunstenaarsfamilie uit de zeventiende eeuw 'terug naar huis'. Zwolle
viert deze mijlpaal met recht. Het is een pracht Hanzestad met een
pracht museum. Lopend door de authentieke 17-eeuwse straatjes duikt
plotsklap de schitterende zilveren koepel op onder de herfstige oktoberlucht.
Wat
een thuiskomen bij deze familie ter Borch: alles is familie. Vader
Gerard ter Borch de Oude, stimuleerde zijn vele kinderen in het ontwikkelen
van hun creatieve talenten. Oudste zoon Gerard ter Borch de Jonge
werd door zijn vader opgeleid tot schilder. Dat was een achtenswaardig
beroep in de 17e eeuw. Door constant te schetsen, oefenen, concurreren,
experimenteren en uitvinden leerden de kinderen Ter Borch veel van
elkaar. Zowel Gerard ter Borch de Jonge als zijn halfzuster Gesina
tekenden bijvoorbeeld een vrouw in een arreslee, getrokken door een
paard, waarbij Gesina de arreslee in een groter tafereel plaatste.
De tekening van Gesina is duidelijk een geïnspireerd door het
werk van haar broer. Een prachtig voorbeeld van hoe de familieleden
elkaar stimuleerden, waarbij hun vader deze schetsen voorzag van aantekeningen.
Gelukkig is dankzij zorgvuldig archiveren door Gerard ter Borch de
Oude en zijn dochter Gesina de artistieke ontwikkeling van deze talentvolle
telgen bewaard gebleven.
Gesina
stond vaak model voor haar broer Gerard, die een beroemde portretschilder
werd. Gesina deed echter veel meer, zij vulde albums met vele tekeningen
en gedichten waarin zij het tijdsbeeld in de 17e eeuw vastlegde. Onlangs
dook een schilderij van haar hand op, een bijzondere vondst, juist
omdat vrouwen toen zelden de kans kregen zich als kunstenaar te profileren.
Helaas is haar werk nooit gepubliceerd, maar binnen de familie werd
Gesina en haar talent gekoesterd. Vier eeuwen later blijkt haar invloed
nog altijd actueel. Gesina heeft haar jongste broertje Moses, waarvan
werd gezegd, dat hij de meest getalenteerde was, door zijn schitterende
tekeningen en portretschetsen, in de familie levend gehouden. Moses
Ter Borch wilde van jongs af aan in het leger. Zijn vader had graag
gezien dat deze jongste oogappel kunstenaar was geworden. Helaas,
Moses sneuvelde in het leger op 21-jarige leeftijd.
In een
groot aantal werken van de Ter Borchs staat de stad Zwolle centraal,
zoals gezichten op het marktplein en aan de grachten, in de Grote
Kerk (thans: Academiehuis) en langs de stadsmuur. Al deze werken geven
een uniek inkijkje in het leven in Zwolle in de 17e eeuw. Letterlijk
en figuurlijk keert de familie Ter Borch nu terug in Zwolle, de stad
waar de familie in de 17e eeuw haar creatieve ontwikkeling doormaakte.
Waar Zwolle centraal staat op de werken van de familie, zijn de rollen
nu omgedraaid en staat de familie centraal in de hele stad. Tegelijkertijd
met de tentoonstelling in Museum de Fundatie is er een tentoonstelling
over de sociale en professionele omstandigheden van de familie Ter
Borch in de Grote Kerk te zien, georganiseerd door Stadsmuseum Anno
en het Academiehuis. De jonge beeldend kunstenaar Jasper Abels studeerde
in Zwolle en voelt zich verwant met Gesina Ter Borch. Zijn ontdekking
van haar albums en gedichten leidde tot een dialoog tussen toen en
nu.
Thuis bij Ter Borch - kunstenaarsfamilie in Zwolle, t/m 1
februari 2026, Museum de Fundatie, Zwolle. Website: www.museumdefundatie.nl.
Petra Adema-Nienhuis
Terug
naar boven
|
|
|
| |
Wi
Sranan: Over tradities en toekomst,
door Joke M. Nieuwenhuis Schrama
Coba
Ritsema, doorzetster in een mannenwereld,
door Peter van Dijk
Glas:
Het Materiaal van Moderniteit
en Kwetsbaarheid,
door Han de Kluijver
Van
Rembrandt
tot stripcultuur,
een terugblik op PAN 2025,
door Joke
M. Nieuwenhuis Schrama
Kunst
als motor voor erfgoedbehoud,
door Han de Kluijver
Korte
berichten
Impressie
Thuis bij Ter Borch, kunstenaarsfamilie in Zwolle,
Museum de Fundatie, Zwolle
|
|